ECLI:NL:RBZWB:2022:5429
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake handhavingsverzoek
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzet van opposanten tegen de uitspraak van 21 april 2022, waarin hun beroep tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam 2] niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposanten hadden op 17 januari 2022 een handhavingsverzoek ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat zij het college te vroeg in gebreke hadden gesteld. De rechtbank heeft het verzetschrift op 17 juni 2022 behandeld, waarbij [naam opposant] aanwezig was. Na heropening van het onderzoek op 24 juli 2022 en een tweede behandeling op 2 september 2022, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het verzet ongegrond is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen wettelijke termijn geldt voor het beslissen op een verzoek om handhaving, maar dat er wel een redelijke termijn moet worden gehanteerd. In dit geval was de beslistermijn nog niet verstreken ten tijde van de ingebrekestelling door de opposanten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden, waaronder het feit dat er al een last onder dwangsom was opgelegd, geen aanleiding gaven om te concluderen dat de beslistermijn korter dan acht weken moest zijn. De rechtbank heeft de gronden van opposanten over de fundering en vooringenomenheid van het college niet behandeld, omdat deze niet relevant waren voor de beoordeling van het verzet.
De rechtbank heeft de uitspraak van 21 april 2022 in stand gelaten en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders en openbaar gemaakt op 20 september 2022.