ECLI:NL:RBZWB:2022:5425

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
02-087365-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van een oma door een volledig ontoerekeningsvatbare verdachte met oplegging van terbeschikkingstelling en gedragsbeïnvloedende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 september 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling van zijn oma. De verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vugt, is volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard. De rechtbank heeft de terbeschikkingstelling van de verdachte gelast, met verpleging van overheidswege, en daarnaast is de maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking opgelegd. De zaak werd behandeld op 6 september 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging werd gewijzigd en de verdachte werd beschuldigd van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn oma, wat hij ontkende. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zijn oma meerdere keren met kracht had geslagen, wat leidde tot letsel, maar dat dit letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot zware mishandeling, maar dat hij niet strafbaar was vanwege zijn volledige ontoerekeningsvatbaarheid. De rechtbank legde de maatregel van terbeschikkingstelling op, gezien de ernst van het feit en het recidivegevaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was om zijn leven zelf vorm te geven en dat behandeling noodzakelijk was voor zijn problematiek. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37a, 37b, 38z, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-087365-22
vonnis van de meervoudige kamer van 20 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 [geboorteplaats]
wonende [adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vugt
raadsvrouw mr. F.H.J. de Graaf, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter de zaak naar deze kamer verwezen. De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn oma zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel dat hij dat geprobeerd heeft, dan wel dat hij haar heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zijn oma zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht en baseert zich daarbij op de aangifte, de geneeskundige verklaring en op de verklaring van verdachte zelf.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van hetgeen verdachte primair is tenlastegelegd nu het letsel van de oma van verdachte niet gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde is aangevoerd dat bij verdachte op het moment dat het strafbare feit werd gepleegd ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak zodat getwist kan worden over de vraag of sprake is van opzet.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit de bewijsmiddelen zoals hierna opgenomen volgt dat verdachte zijn oma diverse keren met kracht tegen het gezicht en het hoofd heeft geslagen, waardoor zij op het bed is gevallen. Zij heeft een fractuur van het linker jukbeen opgelopen en een bloeding rondom de hersenen. Daarnaast heeft verdachte haar diverse keren met kracht tegen het lichaam geslagen.
Anders dan de officier van justitie en met de verdediging is de rechtbank, gezien de jurisprudentie van de Hoge Raad, van oordeel dat dit letsel niet is te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel. Uit het dossier en de medische verklaring is niet gebleken dat operatief ingrijpen vereist is geweest of dat er sprake was van een langdurige herstelperiode. Wel leveren de gedragingen van verdachte een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel op. Door diverse keren met kracht tegen het gezicht en op het hoofd te slaan, ontstaat de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel oploopt. Dat geldt temeer bij een slachtoffer op leeftijd. Er is zodanig hard geslagen dat een breuk in de oogkas is ontstaan. Door het handelen van verdachte had ook een meer gecompliceerde breuk kunnen ontstaan. Gezien de uiterlijke verschijningsvorm heeft verdachte de kans op dit gevolg bewust aanvaard.
De verdediging heeft nog betoogd dat getwist kan worden over de vraag of sprake is geweest van opzet, omdat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak. De rechtbank volgt de verdediging hierin niet.
De rechtbank is daarbij van oordeel dat de door de gedragsdeskundigen geconcludeerde volledige ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van opzet. Een volledige ontoerekeningsvatbaarheid staat slechts in de weg aan een bewezenverklaring van het opzet indien bij verdachte ten tijde van het handelen ieder inzicht in de draagwijdte van de gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is daar niet van gebleken, temeer nu verdachte wel enige herinnering heeft, namelijk dat hij onder invloed en dronken in slaap is gevallen, wakker werd en in die opwelling zijn oma heeft aangevallen.
Concluderend komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit en acht daarmee bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn oma.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair
op 29 maart 2020 te Waalwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 1] (zijnde zijn oma) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meerdere malen met kracht in het gezicht en tegen het hoofd van die [naam 1] voornoemd heeft geslagen waardoor die [naam 1] voornoemd op haar bed viel en vervolgens
- meerdere malen met kracht tegen het lichaam van die [naam 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte zijn op 3 juni 2022 door psychiater [naam 2] (hierna: de psychiater) en klinisch psycholoog [naam 3] (hierna: de psycholoog) rapportages uitgebracht. De psychiater heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een lichte verstandelijke beperking en tevens een neurobiologische ontwikkelingsstoornis. Verdachte kan zichzelf niet begrenzen, wat op het gebied van het middelengebruik heeft geleid tot een reeds lang bestaande stoornis in gebruik van alcohol, cannabis en cocaïne. Ook de psycholoog heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, van een licht verstandelijke beperking, van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en van lichte stoornissen in het gebruik van cannabis en cocaïne. Beide deskundigen hebben daarbij aangegeven dat alle genoemde stoornissen aanwezig waren ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit en dat verdachte niet vrij zijn wil kon bepalen. Geadviseerd is het tenlastegelegde verdachte daarom niet toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen ten aanzien van de volledige ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte met betrekking tot het aan hem tenlastegelegde feit over. De rechtbank acht verdachte daarom niet strafbaar en zal hem ontslaan van alle rechtsvervolging.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging en daarnaast, ten behoeve van hulpverlening na het eindigen van de TBS, een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel. De officier van justitie heeft daarbij tevens gevorderd dat bevolen wordt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Bij de formulering van de eis heeft de officier van justitie ook rekening gehouden met de omstandigheid dat tegen verdachte inmiddels nog een verdenking is gerezen, namelijk van mishandeling van zijn moeder in juni 2022.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte hulp nodig heeft. Voor de ouders van verdachte is het niet haalbaar om hem de zorg te bieden die hij nodig heeft. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het best passende kader.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn oma. De rechtbank acht dit een ernstig feit.
Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, kan dit feit niet aan verdachte worden toegerekend. Aan hem kan om die reden geen verwijt worden gemaakt of straf worden opgelegd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de oplegging van een maatregel nodig is en zo ja in welke vorm.
Uit het rapport van de psychiater blijkt dat verdachte vanaf zijn tienertijd al in beeld is bij de reclassering. In 2017 is hij gedurende een jaar en vanaf april 2020 gedurende anderhalf jaar opgenomen geweest op de forensisch psychiatrische afdeling van STEVIG . Hij werd daar onder meer behandeld met medicatie en hij volgde trainingen die gericht waren op zijn middelengebruik, op sociale vaardigheden en agressieregulatie/coping. Dit liet enige verbetering zien maar niet zodanig dat ontslag naar huis haalbaar werd geacht. Tot een structurele verandering heeft de behandeling niet geleid. Eerder opgelegd toezicht bleek steeds niet haalbaar omdat hij zich niet aan voorwaarden kon houden. Verder is door de psychiater gerapporteerd dat verdachte niet in staat is zijn eigen leven vorm te geven. Omdat hij de wereld om zich heen niet voldoende begrijpt, is verdachte niet in staat om weloverwogen te reageren op wat er gebeurt. Hij heeft geen besef van de gevolgen van zijn eigen handelen. Hij kent enkel een leven dat gevuld wordt met gebruik, en ook zonder dat hij middelen gebruik, is hij niet in staat zijn leven vorm te geven en houdt hij last van psychotische symptomen. Door de psychiater is de inschatting gemaakt dat de kans op herhaling van vergelijkbaar geweld groot is. Volgens de psychiater is het noodzakelijk om verdachte op te nemen in een kliniek met expertise op het gebied van lichte verstandelijke beperking en psychiatrie. De plaatsing van verdachte zou binnen de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden gerealiseerd kunnen worden. Indien verdachte niet in staat blijkt om akkoord te gaan met voorwaarden, dan zal een juridisch kader van een TBS met dwangverpleging noodzakelijk zijn.
Uit het rapport van de psycholoog komt eenzelfde inschatting van het recidivegevaar naar voren. Ook de psycholoog adviseert om een tbs-maatregel op te leggen. Die maatregel maakt het mogelijk om verdachte binnen een forensische psychiatrische kliniek te behandelen waarna de overstap naar een beschermde woonomgeving met forensisch-psychiatrische expertise gemaakt kan worden.
De psycholoog is echter vanwege de lage intrinsieke motivatie en frustratietolerantie bij verdachte, de mening toegedaan dat het juridisch kader een TBS met dwangverpleging zou moeten zijn. Verdachte lijkt niet vrijwillig bereid te zijn om zich te voegen naar een TBS met voorwaarden kader.
De reclassering heeft op 10 augustus 2022 geprobeerd een maatregelenrapport op te stellen, maar verdachte heeft daaraan geen medewerking willen verlenen. Zij adviseert negatief over TBS met voorwaarden en ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat.
Ook de rechtbank heeft de indruk gekregen dat verdachte zich niet zal willen en kunnen houden aan voorwaarden. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij eigenlijk liever een gevangenisstraf wil hebben en dat hij het zelf nog een keer wil proberen. Een TBS-kader vindt hij te zwaar voor dit feit en niet nodig. Een behandeling vindt verdachte te lang duren en een beschermde woonomgeving ziet verdachte zelf niet zitten.
Gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van het feit en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een maatregel van TBS wel noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank overweegt voorts dat de TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, dwangverpleging noodzakelijk. Voor een TBS met voorwaarden ziet de rechtbank geen ruimte. Daarbij heeft de rechtbank betrokken het rapport dat is uitgebracht door de reclassering op 10 augustus 2022. Ook uit dit rapport blijkt dat de kans op herhaling als hoog ingeschat wordt. Vanaf april 2020 is sprake van een toezicht bij de reclassering in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Vanuit zichzelf is verdachte niet gemotiveerd voor gedragsverandering en het is moeilijk om hem te bewegen tot verandering. Hij weigert medicatie te gebruiken en hij zegt niet open te staan voor een klinische opname.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een TBS met dwangverpleging noodzakelijk is.
Naast het opleggen van de TBS-maatregel acht de rechtbank termen aanwezig ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van die maatregel is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank heeft daarbij gelet op het hiervoor al aangehaalde rapport van de reclassering van 10 augustus 2022. Daarbij is aangegeven dat verdachte, gezien zijn diagnostiek, altijd afhankelijk zal blijven van behandeling en begeleiding. De rechtbank zal daarom tot de oplegging van deze maatregel overgaan.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat bevolen wordt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. De wet kent deze mogelijkheid ten aanzien van een TBS enkel bij een TBS met voorwaarden

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b, 38z, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan hetgeen hem
primairis tenlastegelegd;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: poging tot zware mishandeling;
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
-
gelastde
terbeschikkingstellingvan verdachte,
met verplegingvan overheidswege;
-
legt aan verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L. Hoekstra, voorzitter, mr. A. Hello en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van F.W.P.M. van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 september 2022.
Mr. Hoekstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.