6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn oma. De rechtbank acht dit een ernstig feit.
Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, kan dit feit niet aan verdachte worden toegerekend. Aan hem kan om die reden geen verwijt worden gemaakt of straf worden opgelegd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de oplegging van een maatregel nodig is en zo ja in welke vorm.
Uit het rapport van de psychiater blijkt dat verdachte vanaf zijn tienertijd al in beeld is bij de reclassering. In 2017 is hij gedurende een jaar en vanaf april 2020 gedurende anderhalf jaar opgenomen geweest op de forensisch psychiatrische afdeling van STEVIG . Hij werd daar onder meer behandeld met medicatie en hij volgde trainingen die gericht waren op zijn middelengebruik, op sociale vaardigheden en agressieregulatie/coping. Dit liet enige verbetering zien maar niet zodanig dat ontslag naar huis haalbaar werd geacht. Tot een structurele verandering heeft de behandeling niet geleid. Eerder opgelegd toezicht bleek steeds niet haalbaar omdat hij zich niet aan voorwaarden kon houden. Verder is door de psychiater gerapporteerd dat verdachte niet in staat is zijn eigen leven vorm te geven. Omdat hij de wereld om zich heen niet voldoende begrijpt, is verdachte niet in staat om weloverwogen te reageren op wat er gebeurt. Hij heeft geen besef van de gevolgen van zijn eigen handelen. Hij kent enkel een leven dat gevuld wordt met gebruik, en ook zonder dat hij middelen gebruik, is hij niet in staat zijn leven vorm te geven en houdt hij last van psychotische symptomen. Door de psychiater is de inschatting gemaakt dat de kans op herhaling van vergelijkbaar geweld groot is. Volgens de psychiater is het noodzakelijk om verdachte op te nemen in een kliniek met expertise op het gebied van lichte verstandelijke beperking en psychiatrie. De plaatsing van verdachte zou binnen de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden gerealiseerd kunnen worden. Indien verdachte niet in staat blijkt om akkoord te gaan met voorwaarden, dan zal een juridisch kader van een TBS met dwangverpleging noodzakelijk zijn.
Uit het rapport van de psycholoog komt eenzelfde inschatting van het recidivegevaar naar voren. Ook de psycholoog adviseert om een tbs-maatregel op te leggen. Die maatregel maakt het mogelijk om verdachte binnen een forensische psychiatrische kliniek te behandelen waarna de overstap naar een beschermde woonomgeving met forensisch-psychiatrische expertise gemaakt kan worden.
De psycholoog is echter vanwege de lage intrinsieke motivatie en frustratietolerantie bij verdachte, de mening toegedaan dat het juridisch kader een TBS met dwangverpleging zou moeten zijn. Verdachte lijkt niet vrijwillig bereid te zijn om zich te voegen naar een TBS met voorwaarden kader.
De reclassering heeft op 10 augustus 2022 geprobeerd een maatregelenrapport op te stellen, maar verdachte heeft daaraan geen medewerking willen verlenen. Zij adviseert negatief over TBS met voorwaarden en ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Het risico op onttrekking aan voorwaarden wordt als hoog ingeschat.
Ook de rechtbank heeft de indruk gekregen dat verdachte zich niet zal willen en kunnen houden aan voorwaarden. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij eigenlijk liever een gevangenisstraf wil hebben en dat hij het zelf nog een keer wil proberen. Een TBS-kader vindt hij te zwaar voor dit feit en niet nodig. Een behandeling vindt verdachte te lang duren en een beschermde woonomgeving ziet verdachte zelf niet zitten.
Gelet op de inhoud van de rapporten, de ernst van het feit en het strafblad van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een maatregel van TBS wel noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank overweegt voorts dat de TBS-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, dwangverpleging noodzakelijk. Voor een TBS met voorwaarden ziet de rechtbank geen ruimte. Daarbij heeft de rechtbank betrokken het rapport dat is uitgebracht door de reclassering op 10 augustus 2022. Ook uit dit rapport blijkt dat de kans op herhaling als hoog ingeschat wordt. Vanaf april 2020 is sprake van een toezicht bij de reclassering in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Vanuit zichzelf is verdachte niet gemotiveerd voor gedragsverandering en het is moeilijk om hem te bewegen tot verandering. Hij weigert medicatie te gebruiken en hij zegt niet open te staan voor een klinische opname.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een TBS met dwangverpleging noodzakelijk is.
Naast het opleggen van de TBS-maatregel acht de rechtbank termen aanwezig ook een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen als bedoeld in artikel 38z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Aan de wettelijke vereisten voor de oplegging van die maatregel is voldaan. De rechtbank gelast immers de terbeschikkingstelling van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank is de oplegging van de maatregel in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank heeft daarbij gelet op het hiervoor al aangehaalde rapport van de reclassering van 10 augustus 2022. Daarbij is aangegeven dat verdachte, gezien zijn diagnostiek, altijd afhankelijk zal blijven van behandeling en begeleiding. De rechtbank zal daarom tot de oplegging van deze maatregel overgaan.
Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat bevolen wordt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. De wet kent deze mogelijkheid ten aanzien van een TBS enkel bij een TBS met voorwaarden