ECLI:NL:RBZWB:2022:5424

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
02-151465-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid hasjiesj

Op 20 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het vervoeren van ongeveer 387 kilogram hasjiesj. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 juni 2022 in Bergen op Zoom werd aangehouden nadat er een melding was gedaan over een busje dat vermoedelijk drugs vervoerde. Bij de doorzoeking van het busje werden 21 tassen aangetroffen met daarin kleinere pakketjes, die na onderzoek bleken te bestaan uit hasjiesj. De rechtbank oordeelde dat de deskundigheid van de verbalisanten niet ter discussie stond en dat een indicatieve test in dit geval niet noodzakelijk was. De verdachte had opzettelijk gehandeld en had wetenschap van de aanwezigheid van de softdrugs in het busje. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 14 maanden op, met aftrek van het voorarrest. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd, die een gevangenisstraf van 14 maanden had geëist, en heeft geen aanleiding gezien om van deze eis af te wijken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-151465-22
vonnis van de meervoudige kamer van 20 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1997 [geboorteplaats]
wonende [adres]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Middelburg
raadsman mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Diemen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 september 2022, waarbij de officier van justitie, mr. G. Smid, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ongeveer 387 kilogram hasjiesj heeft vervoerd of aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem tenlastegelegde feit heeft gepleegd voor zover dit ziet op het opzettelijk vervoeren van ongeveer 387 kilogram hasjiesj en baseert zich daarbij op de processen-verbaal van de verbalisanten. Het verhaal van verdachte acht hij volstrekt ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit, omdat er niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de aangetroffen pakketten daadwerkelijk hasjiesj bevatten en bovendien had verdachte geen wetenschap van hetgeen zich achter in de auto bevond.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
Verdachte is op vrijdag 17 juni 2022 staande gehouden in Bergen op Zoom nadat er een melding werd verspreid dat iemand gezien had dat er een busje werd ingeladen en dat de ingeladen goederen vermoedelijk drugs betroffen. Hierbij werd tevens een hennep geur door de melder waargenomen. Het kenteken van het busje werd aan de politie doorgegeven. Verbalisanten zagen vervolgens kort daarna het busje met het doorgegeven kenteken rijden in Bergen op Zoom en gaven de bestuurder van het busje een stopteken. De bestuurder en tevens de enige inzittende, was verdachte. Direct roken de verbalisanten de hen ambtshalve bekende hennepgeur. Het busje werd doorzocht en in de laadruimte werden 21 tassen aangetroffen met daarin allemaal kleinere pakketjes. Het busje en de aangetroffen goederen werden in beslag genomen en nader onderzocht. In de tassen bleek – inclusief verpakkingsmateriaal – 387,47 kilogram hasjiesj te zitten.
Softdrugs
Door de verdediging is aangevoerd dat niet zonder redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de inhoud van de aangetroffen pakketjes daadwerkelijk softdrugs bevatten. Onduidelijk zou zijn hoe deskundig de betreffende verbalisanten zijn en of voor de partij representatieve pakketjes zijn onderzocht. Nader onderzoek is nu niet meer mogelijk, omdat de pakketjes vernietigd zijn. Er is geen indicatieve test verricht en de betrouwbaarheid van de melding is niet te toetsen.
Voor de rechtbank staat echter zonder redelijke twijfel vast dat de aangetroffen pakketjes daadwerkelijk softdrugs bevatten. De rechtbank baseert zich hierbij op de door drie verschillende verbalisanten opgemaakte processen-verbaal die allen afzonderlijk hebben verklaard dat zij de hen ambtshalve bekende hennepgeur hebben waargenomen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat voor de politie geen bijzondere deskundigheid is vereist voor de herkenning van de geur van hennep, nu zij daar beroepsmatig geregeld mee wordt geconfronteerd. Ook de wijze van verpakking wordt door de politie ambtshalve herkend als de wijze waarop hasjiesj - een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep- worden verpakt. Het proces-verbaal van de weging van de pakketten, de bijgevoegde foto’s maken dat de rechtbank zonder redelijke twijfel kan vaststellen dat de inhoud van de pakketjes hasjiesj betrof en de rechtbank niet twijfelt aan hun deskundigheid daarin. Volgens vaste jurisprudentie is een indicatieve test in dit geval niet noodzakelijk.
Wetenschap
Door de verdediging is subsidiair aangevoerd dat verdachte in elk geval geen wetenschap had van de achterin het busje aanwezige softdrugs. Verdachte zou in een opwelling het busje – waarvan de motor nog stond te draaien en waar twee mannen op een afstand bij stonden te discussiëren en vervolgens waren weggegaan – hebben gestolen met het idee dat hij het busje dan zou kunnen verkopen. De rechtbank acht deze beschreven gang van zaken uiterst onwaarschijnlijk en ook ongeloofwaardig. Eigenaren van een zo waardevolle lading zullen deze niet zomaar voor het grijpen achterlaten. Het betreft bovendien een duidelijk herkenbare huur-bus, welke daardoor makkelijk traceerbaar is. Ook heeft verdachte aangegeven nooit eerder een auto te hebben gestolen en heeft hij geen duidelijke aanleiding genoemd waarom hij dit ineens wel zou doen. Tenslotte komt verdachte pas ter zitting, nadat hij het dossier heeft kunnen bestuderen, met zijn verklaring. Verdachte heeft ter terechtzitting ook verklaard dat hij niet wist wat er achterin het busje lag en dat hij geen hennepgeur heeft geroken, omdat hij mogelijk wat verkouden was of hooikoorts had. Ook dit laatste acht de rechtbank niet aannemelijk. Te meer nu de geur van hennep een zeer penetrante, niet te missen, geur is en er op geen enkele wijze is gebleken dat verdachte medische problemen heeft met zijn reukvermogen. Bovendien is de bestuurder van een voertuig verantwoordelijk voor de inhoud daarvan en wordt hij geacht te weten wat hij vervoert. De aangetroffen softdrugs lagen ook op een gemakkelijk te bereiken plek in de auto, namelijk in de laadruimte.
Nu een aannemelijke, verifieerbare verklaring van verdachte ontbreekt, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte een verklaring ter terechtzitting heeft afgelegd om te verhullen dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de softdrugs in het busje, in de hoop zo zijn straf te ontlopen. Verdachte reed op 17 juni 2022 in het busje, zodat hij ook de feitelijke beschikkingsmacht had over de drugs.
De rechtbank stelt aldus vast dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 juni 2022 te Bergen op Zoom, opzettelijk heeft vervoerd, een hoeveelheid van ongeveer 387 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 14 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een flinke hoeveelheid softdrugs. Softdrugs zijn schadelijk voor de gezondheid en vormen als zodanig een bedreiging voor de volksgezondheid. Het gebruik van verdovende middelen leidt ook tot allerlei vormen van criminaliteit, overlast en andere maatschappelijke problemen. Verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging de LOVS-oriëntatiepunten als uitgangspunt, nu deze dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Volgens deze oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij het aanwezig hebben van 25 tot 250 kilogram softdrugs een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Verdachte heeft circa 387 kilogram (inclusief verpakkingsmateriaal) vervoerd, hetgeen dus nog beduidend meer is dan de bovengrens in voornoemd oriëntatiepunt. De eis van de officier van justitie komt de rechtbank derhalve gezien de hoeveelheid redelijk voor. De rechtbank heeft in de persoon van verdachte en de aangevoerde persoonlijke omstandigheden geen aanleiding gezien om in positieve of negatieve zin af te wijken van deze eis. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 14 maanden met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 14 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. A. Hello en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van F.W.P.M. van den Goorbergh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 september 2022.
Mr. Hoekstra is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.