ECLI:NL:RBZWB:2022:5423

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
19 september 2022
Zaaknummer
02-314112-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens meerdere diefstallen en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

Op 19 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder twee winkeldiefstallen, verduistering van een geleende auto, diefstal van koperen kranen en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De verdachte, geboren in 1974 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. T. ten Velde. Tijdens de zitting op 5 september 2022 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn raadsman en de officier van justitie, mr. C. de Pagter, waren wel aanwezig om hun standpunten te presenteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.

De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld voor het stelen van vleesproducten en Zwitsal-producten bij een supermarkt, het verduisteren van een auto van een kennis, het stelen van koperen kranen van een camping en het bedreigen van een slachtoffer. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die pleitte voor vrijspraak van enkele feiten, verworpen en geconcludeerd dat de verdachte strafbaar was.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar ook met zijn lange strafblad en de recidive. De rechtbank legde een gevangenisstraf van drie maanden op, wat minder was dan de door de officier van justitie gevorderde zes maanden. De benadeelde partij, Camping [naam], werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de rechtbank vond dat de schade onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering gebracht op de opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/314112-21
vonnis van de meervoudige kamer van 19 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
raadsman mr. T. ten Velde, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 5 september 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Ook is de vordering behandeld van de benadeelde partij Camping [naam] .

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: op 16 november 2021 vleesproducten heeft gestolen bij [bedrijf] in Tilburg;
feit 2: in de periode van 13 november 2021 tot en met 18 november 2021 de auto van [kennis] heeft verduisterd;
feit 3: op 15 september 2021 zestig koperen kranen heeft gestolen van camping [naam] in Oisterwijk;
feit 4: Op 16 november 2021 Zwitsal producten heeft gestolen bij [bedrijf] in Tilburg;
feit 5: Op 15 juni 2021 in Oisterwijk [slachtoffer] met de dood heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Volgens de verdediging kan feit 4 worden bewezen. Zij heeft verzocht verdachte van de overige feiten vrij te spreken. Bij feit 1 is de herkenning op korrelige beelden karig. Feit 2 hoort meer bij de civiele rechter en de vraag is of sprake was van opzet, nu verdachte nog ergens naartoe moest en de auto niet terug kon geven. Bij de diefstal van kranen van feit 3 ontbreekt het opzet, nu verdachte de kranen als rotzooi beschouwde dat op de openbare weg lag. De bedreiging van feit 5 moet gezien worden als een ongecontroleerde woede-uitbarsting.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De door de verdediging aangedragen standpunten worden door de rechtbank aangemerkt als bewijsverweren. De gevoerde bewijsverweren worden door de inhoud van de bewijsmiddelen weerlegd. Op grond van de in de bewijsmiddelen opgenomen redengevende feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, vindt de rechtbank alle feiten wettig en overtuigend bewezen als na te melden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 16 november 2021 te Tilburg meerdere vleesproducten die aan [bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
in de periode 13 november 2021 tot en met 18 november 2021 te Tilburg opzettelijk een auto (grijze Peugeot [kenteken] , toebehorende aan [kennis] , en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten te leen, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
op 15 september 2021 te Oisterwijk zestig, althans meerdere koperen kranen die aan camping [naam] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
op 16 november 2021 te Tilburg meerdere Zwitsal producten, die geheel aan [bedrijf] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
op 15 juni 2021 te Oisterwijk [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] voornoemd, terwijl hij een snijbeweging langs zijn borst maakte, dreigend de woorden toe te voegen "gij sterft".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes maanden en de schorsing van het bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de duur van de op te leggen gevangenisstraf te beperken tot enkele weken gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen bij een [bedrijf] supermarkt, verduistering van een geleende auto van een kennis, diefstal van koperen kranen van een camping en een bedreiging. Dit zijn feiten die, hoewel op zich niet bijzonder ernstig, overlast en een gevoel van onveiligheid veroorzaken. In het bijzonder bij de slachtoffers, die zich geconfronteerd zien met de gevolgen van de feiten en voor wie het bovendien tijd kost om de veroorzaakte schade af te handelen.
Uit het strafblad van verdachte, dat inmiddels veertien bladzijden beslaat, blijkt dat hij al vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Deze eerdere veroordelingen hebben verdachte er niet van kunnen weerhouden om wederom nieuwe strafbare feiten te plegen.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals deze op zitting door zijn raadsman naar voren zijn gebracht en uit het dossier naar voren zijn gekomen.
De rechtbank dient ook rekening te houden met het taakstrafverbod, waardoor een gevangenisstraf als sanctie is aangewezen.
Gelet op de hoeveelheid aan strafbare feiten die verdachte in korte tijd heeft gepleegd en de mate van recidive, kan niet anders dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur worden volstaan.
De rechtbank zal een lichtere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf. De rechtbank houdt onder meer rekening met het tijdsverloop van ongeveer een jaar en de omstandigheid dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles overziend acht de rechtbank een gevangenisstraf van drie maanden passend en geboden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij Camping [naam] vordert een materiële schadevergoeding van €4.405,- en een vergoeding van proceskosten van € 237,50 voor feit 3.
De rechtbank is van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende vaststaan, omdat de aard en omvang van de schade onvoldoende is onderbouwd. De vordering ziet op een “verlies van 60 koperen kranen”, maar uit de vordering (noch de aangifte) wordt duidelijk wat de bedoeling met de kranen was (die wegens verbouwing waren afgekoppeld) en dus hoe het verlies hiervan tot schade heeft geleid. Datzelfde geldt voor de gevorderde proceskosten die, zonder nadere uitleg waarvoor en door wie deze zijn gemaakt, onvoldoende zijn onderbouwd. Dat maakt dat de vordering niet voor toewijzing gereed ligt. Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57, 63, 285, 310 en 321 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Diefstal;
feit 2:Verduistering;
feit 3:Diefstal;
feit 4:Diefstal;
feit 5:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging t.a.v. feit 1 t/m 5
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij (feit 3)
- verklaart de benadeelde partij Camping [naam] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. M. Diepenhorst en mr. B.A.S.E. Maandag, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.J.A.M. Balemans, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 19 september 2022.
De voorzitter en mr. Maandag zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.