ECLI:NL:RBZWB:2022:5403
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake maatwerkvoorziening
Op 16 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De verzoekster had op 26 april 2022 beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op haar bezwaar van 31 december 2021 tegen een eerder besluit van 30 november 2020. Dit eerdere besluit betrof de afwijzing van haar aanvraag om een maatwerkvoorziening in de vorm van individuele begeleiding en dagbesteding op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Na een besluit van verweerder op 16 juni 2022, heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven akkoord te gaan met de veroordeling in de proceskosten. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
In deze zaak heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank heeft de proceskosten voor de beroepsfase vastgesteld op € 379,50, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.