ECLI:NL:RBZWB:2022:5365

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
02-240734-21 02-123311-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal en verduistering door beveiliger met vrijspraak voor iPhones

Op 16 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van inklimming, poging tot diefstal en verduistering in dienstbetrekking. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. De feiten vonden plaats op 4 september 2021, toen de verdachte als beveiliger in een appartementencomplex in Oudenbosch een inbraakalarm activeerde. Hij werd herkend op camerabeelden en werd later betrapt met gestolen goederen in zijn bezit. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en oordeelde dat hij de goederen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen had weggenomen. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal of verduistering van twee iPhones, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de aanbevelingen van de reclassering, die een voorwaardelijke straf adviseerden om hem te helpen bij zijn problemen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/240734-21; 02/123311-22 (ttz gev.)
vonnis van de meervoudige kamer van 16 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsvrouw mr. D. Dotsios, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 september 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie
mr. C.M.J.M. van Buul en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02/240734-21
1. een fotocamera, een fles whisky en drie horloges heeft gestolen door middel van inklimming in een woning;
2. heeft geprobeerd goederen te stelen door middel van inklimming in een woning;
02/123311-22
1. zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking van toegangstaggen, beveiligingspassen en bedrijfskleding;
2. zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal dan wel verduistering in dienstbetrekking van twee iPhones.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/240734-21
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal door middel van inklimming onder feit 1 en de poging daartoe onder feit 2 heeft begaan. Zij acht de verklaring van verdachte ongeloofwaardig.
02/123311-22
De officier van justitie acht de onder feit 1 ten laste gelegde verduistering in dienstbetrekking wettig en overtuigend bewezen. Bij feit 2 is de officier van justitie van mening dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte de iPhones heeft gestolen of verduisterd, zodat vrijspraak dient te volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
02/240734-21
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de gekwalificeerde diefstal onder feit 1 en wijst daarbij op de omstandigheid dat verdachte de rugzak in zijn auto wilde bewaren om terug te geven aan de eigenaar. Uit het dossier volgt niet dat hij de goederen heeft weggenomen uit de woning met het oogmerk om zich die wederrechtelijk toe te eigenen. Daarnaast heeft het dactyloscopische onderzoek niet geleid tot herkenning van de sporen. Ook bij feit 2 kan de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen. Weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte de woning is binnengegaan en in de woonkamer heeft rondgelopen, maar dat kan niet worden beschouwd als een begin van uitvoering van een gekwalificeerde diefstal. Verdachte is enkel uit nieuwsgierigheid naar binnen gestapt. Ook hier heeft het dactyloscopische onderzoek niet geleid tot herkenning van de sporen. Bovendien is het zeer onaannemelijk dat verdachte binnen een tijdsbestek van 20 minuten een voltooide diefstal en een poging tot diefstal heeft gepleegd. Voor beide feiten dient vrijspraak te volgen.
02/123311-22
De verdediging bepleit vrijspraak voor feit 1, omdat het opzet ontbreekt en geen sprake is geweest van wederrechtelijke toeeigening. Verdachte wilde de spullen inleveren, maar de eigenaar van het bedrijf wilde de spullen niet in ontvangst nemen. Vervolgens heeft verdachte de spullen naar zijn broer gebracht die mede-eigenaar was van het bedrijf. Bovendien heeft verdachte de toegangstag van het [naam 1] niet in bezit gehad.
Ook de verdediging is van mening dat voor feit 2 vrijspraak dient te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/240734-21
De rechtbank stelt vast dat op 4 september 2021 omstreeks 05.19 uur het inbraakalarm van de woning aan [adres 2] in Oudenbosch is afgegaan en dat op de in de woning gemaakte camerabeelden een persoon te zien is. Als de verbalisanten kort daarna ter plaatse komen, is een beveiliger aanwezig bij het appartementencomplex. Deze beveiliger betreft verdachte en is tevens de persoon die te zien is op de beelden van het inbraakalarm.
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 4 september 2021 een fotocamera van het merk Canon, een fles whisky van het merk Chivas Regal en drie horloges zijn weggenomen uit de woning aan [adres 3] in Oudenbosch door middel van inklimming.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het verdachte is geweest die deze goederen uit de woning heeft weggenomen.
Aangezien verdachte op de beelden van het inbraakalarm van [adres 2] is herkend, zijn verbalisanten naar zijn woning gegaan. Op het moment dat de verbalisanten bij verdachte aan de deur stonden, werd de deur niet direct geopend. Verbalisant [naam 2] , die aan de achterzijde van de woning stond, zag dat verdachte een zwarte rugzak in de tuin van de buren liet vallen. In deze rugzak zaten meerdere goederen van [aangever] , afkomstig uit de woning aan [adres 3] .
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij iemand hoorde wegrennen en dat hij zag dat die persoon een zwarte rugzak achterliet. Hij heeft deze rugzak in zijn auto gelegd, omdat hij de rugzak terug wilde brengen naar de eigenaar. De rechtbank acht het door verdachte geschetste alternatieve scenario ongeloofwaardig. In het door verdachte geschreven dagrapport heeft hij verklaard dat hij het alarm hoorde afgaan en dat hij daarop is afgegaan, maar heeft hij niks verklaard over een rennend persoon die een zwarte rugzak heeft achtergelaten. Bovendien heeft hij daarover ook niks gezegd op het moment dat de verbalisanten kort na de inbraakmelding ter plaatse kwamen. Verdachte heeft op meerdere momenten de kans gehad de rugzak aan de verbalisanten te overhandigen, maar is pas met dit alternatieve scenario gekomen nadat de rugzak met de gestolen goederen in zijn bezit is aangetroffen. Dit maakt dat de rechtbank het alternatieve scenario van verdachte als ongeloofwaardig ter zijde schuift.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal door middel van inklimming aan [adres 3] .
Feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het inbraakalarm afging omdat verdachte zich in de woonkamer van de woning aan [adres 2] bevond, terwijl verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij het pand absoluut niet mocht betreden. Bovendien heeft verdachte ook over de reden van het betreden van het pand een wisselende verklaring afgelegd. In zijn dagrapport heeft hij geschreven dat hij de woning betrad omdat het alarm kort daarvoor was afgegaan. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij in de woning is gaan kijken omdat de jongen daar vandaan kwam, terwijl hij daarvoor heeft verklaard dat hij de persoon aan de voorkant richting de straatkant zag rennen. De rechtbank acht de verklaringen van verdachte ongeloofwaardig. Verdachte had geen reden om zich in de woning te bevinden. In onderlinge samenhang met de onder feit 1 voltooide diefstal uit een naastgelegen appartement ziet de rechtbank het betreden van de woning door middel van inklimming door het raam dan ook als een begin van uitvoering van een poging tot diefstal.
De rechtbank constateert dat bij het betreden van de woning via het raam tevens een raamhor kapot is gegaan. Nu deze feitelijkheid niet is opgenomen in de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte echter partieel vrijspreken van het onderdeel braak.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal door middel van inklimming aan [adres 2] .
02/123311-22
Feit 1
Door de eigenaar van [bedrijf] is aangifte gedaan van verduistering van bedrijfskleding, een beveiligingspas en toegangstaggen. Verdachte was tot 6 juli 2021 werkzaam voor dit bedrijf als zzp’er. Daarna is de overeenkomst van opdracht beëindigd en heeft aangever verdachte meermaals gevraagd de goederen in te leveren. Verdachte heeft verklaard dat hij de goederen aan zijn broer zou hebben gegeven die eveneens werkzaam was voor [bedrijf] Deze verklaring wordt echter niet ondersteund door het dossier. Bovendien werd verdachte op 28 april 2022 door verbalisanten aangetroffen als beveiliger bij een café, waarbij hij de beveiligersjas en -pas van [bedrijf] in gebruik had. Hieruit leidt de rechtbank af dat deze goederen nog in het bezit van verdachte waren. De rechtbank is van oordeel dat van de toegangstaggen niet vaststaat dat deze na 6 juli 2021 nog in het bezit van verdachte zijn geweest en zal verdachte daarvan partieel vrijspreken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 6 juli 2021 tot en met 28 april 2022 een beveiligingspas en een bedrijfskledingstuk toebehorende aan [bedrijf] heeft verduisterd in dienstbetrekking.
Feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal of verduistering in dienstbetrekking van iPhones. Zij zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/240734-21
1
op 4 september 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge uit een woning (gelegen aan de Luitenant [adres 3] een fotocamera (merk Canon) en een fles whisky (Chivas Regal) en drie horloges, die aan [aangever] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
2
op 4 september 2021 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een woning (gelegen aan de Luitenant [adres 2] een of meer goederen, die aan [benadeelde] toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van inklimming, op een ladder
isgeklommen en vervolgens via een raam de woning
heeftbetreden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
02/123311-22
1
in de periode van 6 juli 2021 tot en met 28 april 2022 in Nederland, opzettelijk
- een beveiligingspas en
- een bedrijfskledingstuk
toebehoorde aan [bedrijf] , en welk
egoed
erenverdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als zzp'er, onder zich had wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Bij een bewezenverklaring bepleit de verdediging te volstaan met een gevangenisstraf van
6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. Op die manier is de straf voor verdachte ook een stok achter de deur. Bovendien is hij gebaat bij de hulpverlening en interventies vanuit de reclassering en wenst hij die voort te zetten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 4 september 2021 – als beveiliger – schuldig gemaakt aan een diefstal en een poging tot diefstal, beide door middel van inklimming in een woning. Aangevers waren uit hun woningen geëvacueerd vanwege balkons die van de gevel waren afgebroken. Verdachte moest als beveiliger over de woningen en daarin achtergebleven goederen waken en heeft van die positie misbruik gemaakt door goederen uit die woningen te stelen of dat althans te proberen, waardoor aangevers opnieuw met een vervelende ervaring zijn geconfronteerd. Verdachte heeft hiermee aangetoond dat hij geen enkel respect heeft voor andermans eigendom en heeft het vertrouwen dat in hem als beveiliger moet kunnen worden gesteld, ernstig misbruikt.
Daarnaast heeft verdachte zich in de periode van 6 juli 2021 tot en met 28 april 2022 schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking van een beveiligingspas en een bedrijfskledingstuk van [bedrijf] Na het herhaaldelijk terugvragen van deze goederen en zelfs het inschakelen van een gerechtsdeurwaarders- en incassokantoor heeft verdachte de goederen niet teruggegeven. Sterker nog, hij heeft op 28 april 2022 onrechtmatig gebruik gemaakt van deze goederen toen hij als beveiliger werkzaam was bij een café.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet recent is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Wel is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 11 augustus 2022 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit blijkt dat op verschillende leefgebieden problemen bestaan. Zijn financiën en dagbesteding kunnen aangemerkt worden als direct delict-gerelateerde factoren. Sinds september 2021 loopt verdachte in een schorsingstoezicht en hij houdt zich aan de afspraken en accepteert de hulpverlening vanuit het forensisch behandelcentrum Fivoor. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld en kan worden beperkt door de hulpverlening en interventies vanuit de reclassering. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en de verplichting om mee te werken aan schuldhulpverlening.
De straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Bij de bepaling van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten en met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank in strafverzwarende zin meegewogen dat verdachte de feiten heeft begaan in de hoedanigheid van beveiliger en dat hij voor het bewezen verklaarde geen verantwoordelijkheid heeft genomen. Wel zal de rechtbank gelet op de omstandigheid dat de meldplicht en hulpverlening in het schorsingstoezicht goed zijn verlopen een groter deel van de straf voorwaardelijk opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest passend en geboden is. Niet alleen dient deze voorwaardelijke straf ertoe om te voorkomen dat verdachte in de toekomst opnieuw dergelijke feiten pleegt, maar ook worden hieraan bijzondere voorwaarden gekoppeld om verdachte de noodzakelijke hulpverlening te kunnen bieden. Conform het advies van de reclassering zal de rechtbank als bijzondere voorwaarden een meldplicht en het meewerken aan schuldhulpverlening opleggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert een schadevergoeding voor een kapotte raamboom van het slaapkamerraam.
De rechtbank constateert dat door de benadeelde partij geen concreet bedrag aan schadevergoeding is gevorderd. Daarnaast is de schade niet onderbouwd. De benadeelde partij zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 63, 311, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 van parketnummer 02/123311-22 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/240734-21
feit 1:diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van inklimming;
feit 2:poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
02/123311-22
feit 1:verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34 te Breda . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en
mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. van Krevel, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 september 2022.
Mr. Kempen is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.