ECLI:NL:RBZWB:2022:5334
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen huurtoeslag door de rechtbank
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2022, wordt de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar van eiseres tegen de huurtoeslagbesluiten van de Belastingdienst/Toeslagen beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de definitieve vaststellingen van haar huurtoeslag over de jaren 2017 en 2019, welke besluiten op respectievelijk 6 maart 2021 en 3 april 2021 waren genomen. De Belastingdienst verklaarde het bezwaar van eiseres op 9 november 2021 niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De rechtbank heeft de beroepen op 11 augustus 2022 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Belastingdienst.
De rechtbank concludeert dat de niet-ontvankelijkverklaring terecht is, omdat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank overweegt dat de bezwaartermijnen van openbare orde zijn en dat er geen verschoonbaarheid is voor de termijnoverschrijding, ondanks de emotionele reactie van eiseres op de besluiten. De rechtbank benadrukt dat het van eiseres verwacht wordt dat zij binnen de bezwaartermijn actie onderneemt. De rechtbank wijst erop dat de mededeling van de Belastingtelefoon dat eiseres alsnog bezwaar kon maken, niet betekent dat het bezwaar ook inhoudelijk behandeld zou worden.
De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres het griffierecht niet terugkrijgt. De rechtbank roept partijen op om bij toekomstige communicatie over bezwaarprocedures duidelijk te maken dat een mededeling over de mogelijkheid om bezwaar te maken niet automatisch inhoudelijke behandeling garandeert.