6.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met anderen openlijk geweld gepleegd jegens het slachtoffer, door achter hem aan te rennen en rijden, hem vervolgens naar de grond te werken en terwijl hij in een wurggreep werd gehouden en in een kwetsbare positie op de grond lag, op hem in te slaan en te trappen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van het slachtoffer. Terwijl het slachtoffer al op de grond lag en niets meer kon en het openlijk geweld was gestopt, heeft verdachte hem nog een harde trap gegeven op zijn achterhoofd. Verdachte heeft door het plegen van deze geweldshandelingen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dat het slachtoffer niet ernstiger gewond is geraakt, is niet aan het handelen van verdachte en de medeverdachten te wijten. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gebeurde kunnen ondervinden. Bovendien heeft het geweld zich in het openbaar, namelijk buiten op straat, afgespeeld, waardoor ook omstanders hiermee zijn geconfronteerd. Dit kan voor hen een nare en beangstigende gebeurtenis zijn geweest.
De confrontatie tussen het slachtoffer en verdachte die aan de gebeurtenis vooraf is gegaan kan op geen enkele wijze een rechtvaardiging zijn voor het geweld dat daarna heeft plaatsgevonden. Op de beelden is te zien dat het verdachte is die de confrontatie met het slachtoffer uiteindelijk heeft opgezocht, waarna hij samen met de medeverdachten, maar ook alleen, buitensporig geweld op het slachtoffer heeft toegepast. De rechtbank rekent dit alles verdachte zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte in zijn woning munitie voorhanden gehad.
Uit het strafblad van verdachte van 1 augustus 2022 blijkt dat hij al eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet voor soortgelijke feiten. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat verdachte in meerdere proeftijden liep ten tijde van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de reclasseringsrapportage van 30 augustus 2022. Hieruit blijkt dat er sprake is van instabiliteit op meerdere leefgebieden. Wel zou verdachte inmiddels afstand hebben genomen van verkeerde vrienden en meer toekomstgerichte keuzes maken. Het risico op recidive en geweld wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. Het middelengebruik, verslaving en sociaal netwerk worden gezien als risico-verhogende factoren. Verdachte lijkt open te staan voor diagnostiek en hulpverlening. De reclassering acht diagnostiek en, indien geïndiceerd, behandeling in een forensisch kader noodzakelijk. Daarnaast acht de reclassering inzet van diagnostiek noodzakelijk om te onderzoeken of het gedrag van verdachte in relatie staat met eventuele persoonlijkheidsproblematiek. Voortzetting van het toezicht wordt van belang geacht om zo de juiste begeleiding en ondersteuning aan verdachte te kunnen bieden. De reclassering adviseert om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden:
- een meldplicht bij de reclassering;
- diagnostiek en indien geïndiceerd ambulante behandeling;
- het meewerken aan middelencontroles.
De reclassering adviseert de bijzondere voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de open houding van verdachte zoals die is gebleken tijdens de terechtzitting. Verdachte heeft ter zitting er blijk van gegeven dat hij inziet dat hij anders had moeten handelen en stelt zich open voor begeleiding en hulp. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard tot medewerking aan de door de reclassering voorgestelde voorwaarden.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank ten slotte rekening met de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. De officier van justitie heeft haar eis onder meer gebaseerd op de bewezenverklaring van de poging tot doodslag. De rechtbank heeft verdachte hiervan vrijgesproken. Zij zal mede daarom een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende komt de rechtbank tot het oordeel dat het passend en geboden is om verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 93 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de periode dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. De rechtbank legt het voorwaardelijk strafdeel op om verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zal de rechtbank een proeftijd van twee jaar verbinden. De rechtbank stelt vast dat verdachte het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf al in het kader van het voorarrest heeft ondergaan. Dat betekent dat verdachte niet terug naar de gevangenis hoeft en het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven. Wel zal de rechtbank om de ernst van de feiten te benadrukken daarnaast nog aan verdachte een taakstraf opleggen voor de duur van 150 uur, te vervangen door 75 hechtenis indien de taakstraf niet goed wordt uitgevoerd.
Ten slotte overweegt de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Uit de reclasseringsrapportage blijkt dat de kans recidive hoog is wanneer verdachte niet de juiste hulp en begeleiding krijgt. Dit is nu opgestart en verdachte is bereid hieraan mee te werken, waarbij het van belang is dat de hulp niet wordt onderbroken. Gelet op zijn persoonlijke problematiek en het daarmee samenhangende recidiverisico, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.