ECLI:NL:RBZWB:2022:5299

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2022
Publicatiedatum
13 september 2022
Zaaknummer
02/02057622
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet

Op 30 november 2021 heeft verdachte in Breda een verkeersongeval veroorzaakt door door rood te rijden, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden. De officier van justitie heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt tijdens de zitting op 30 augustus 2022, waartegen verdachte verstek heeft laten verlenen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat verdachte niet alleen een eenmalige inschattingsfout heeft gemaakt, maar dat zijn rijgedrag in het geheel niet voldeed aan de verwachtingen die aan een automobilist mogen worden gesteld. Het slachtoffer heeft als gevolg van het ongeval een dubbele open beenbreuk opgelopen, waarvoor operatief ingrijpen noodzakelijk was. De rechtbank heeft de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet wettig en overtuigend bewezen verklaard. De rechtbank heeft verdachte een taakstraf van 120 uur opgelegd, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/020576-22
vonnis van de meervoudige kamer van 13 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats]
wonende aan de [adres]

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 augustus 2022. Tegen verdachte is verstek verleend. De officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 30 november 2021 in Breda een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen, dan wel dat verdachte gevaar op de weg heeft veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde, te weten een overtreding van
artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). Hij baseert zich daarbij op het proces-verbaal forensisch onderzoek waaruit blijkt dat verdachte door rood is gereden. De officier van justitie is van mening dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich door zijn handelen schuldig heeft gemaakt aan aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte reed op 30 november 2021 omstreeks 17.50 uur, als bestuurder van een bedrijfsauto, op de Loevesteinstraat in Breda over de voorsorteerstrook voor rechtdoorgaand verkeer. Het was donker en het regende op dat moment. Ter hoogte van de T-splitsing met de Zwijnsbergenstraat kwam verdachte in botsing met [slachtoffer] die op dat moment op haar scooter die weg overstak. Als gevolg van dit ongeval heeft [slachtoffer] letsel opgelopen, te weten een dubbele beenbreuk (kuit- en scheenbeen).
Artikel 6 WVW
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het aan de schuld van verdachte te wijten is dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden en of zijn handelen kan worden gekwalificeerd als een overtreding van artikel 6 WVW. Daarbij moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het ongeval. Daarbij verdient opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Van schuld in deze zin is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Bij het vaststellen van onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt, dan wel zijn rijgedrag (aanmerkelijk) onder de maat is gebleven van wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld mag worden verwacht.
Oorzaak van het ongeval
Uit forensisch onderzoek volgt dat op het moment dat verdachte de stopstreep voor het verkeerslicht van zijn rijrichting passeerde, het verkeerslicht al 2,7 seconden rood licht uitstraalde. Uit dat onderzoek volgt ook dat het verkeerslicht voor [slachtoffer] minimaal 1,5 seconde op groen stond toen zij de stopstreep passeerde.
Het is een feit van algemene bekendheid dat een verkeerslicht enige tijd oranje licht uitstraalt voordat het op rood gaat. Hieruit volgt dat verdachte ten minste 2,7 seconden niet heeft gezien dat het verkeerslicht niet op groen stond. ‘Slechts’ een aantal seconden is in het drukke wegverkeer relatief best een lange tijd. Daarom leidt dit tot de conclusie dat verdachte zijn aandacht langere tijd niet op de weg had gericht.
De rechtbank vindt dat hiermee sprake is van meer dan een eenmalige inschattingsfout. De rechtbank acht daarbij meerdere aspecten van belang. Zo was verdachte niet bekend met de situatie ter plaatse. Het was op dat moment donker en het regende en het was een voor het verkeer druk moment op de dag (tegen 18:00 uur). Verdachte naderde een onoverzichtelijk kruispunt met meerdere verkeersstromen en -deelnemers waar hij rekening mee moest houden. Niet is gebleken dat verdachte – hoewel hij reed binnen de toegestane maximum snelheid – zijn snelheid had aangepast, wat in deze omstandigheden wel verwacht mag worden van een automobilist. In het verlengde daarvan mocht ook van verdachte verwacht worden dat hij juist extra oplettend en voorzichtig zou rijden. Dat hij zijn aandacht te lang niet op het verkeer had gericht wijst op het tegendeel.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte door zijn handelen aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gereden. Daarmee staat de schuld van verdachte aan het ongeval in de zin van artikel 6 WVW vast.
Zwaar lichamelijk letsel
[slachtoffer] heeft als gevolg van het ongeval een dubbele beenbreuk (kuit- en scheenbeen) opgelopen. Het betrof een open beenbreuk. Na het ongeval is zij geopereerd en is er een pin met vier schroeven in het bot gezet. Dit letsel dient naar het oordeel van de rechtbank als zwaar lichamelijk letsel te worden gekwalificeerd omdat operatief ingrijpen noodzakelijk was, intensieve revalidatie nodig was en [slachtoffer] ook nog opnieuw naar het ziekenhuis terug moest. Het betreft een gecompliceerde breuk met een lange verwachte herstelduur van drie tot zes maanden. [slachtoffer] kon hierdoor ook haar opleiding niet volgen.
Conclusie
De rechtbank acht overtreding van artikel 6 WVW wettig en overtuigend bewezen.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 30 november 2021 te Breda, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto), daarmede rijdende over de weg, de Loevesteinstraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] . [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een dubbele open beenbreuk, werd toegebracht.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast verzoekt hij aan verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen van 6 maanden.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval. Hij is door rood gereden en in botsing gekomen met een scooter waar [slachtoffer] de bestuurster van was. Als gevolg van die botsing heeft [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, in de vorm van een dubbele open beenbreuk, opgelopen. De aanrijding heeft verstrekkende gevolgen voor haar gehad. Na het ongeval moest zij stoppen met school, met werken en sporten. Zij kan niet haar droomopleiding volgen, heeft angst om scooter te rijden en is voor vervoer afhankelijk van haar ouders. Zij heeft nog steeds pijnklachten en loopt nog met krukken. Op de zitting heeft [slachtoffer] verklaard dat zij opnieuw geopereerd moet worden omdat de breuk niet dicht groeit. Haar been zal hiervoor opnieuw gebroken moeten worden en (volledig) herstel is op dit moment nog ver weg.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, geen rekening heeft gehouden met andere verkeersdeelnemers en in het geheel niet heeft gemerkt dat hij door rood is gereden.
Bij haar beslissing over de strafmodaliteit en de hoogte van de straf zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Die oriëntatiepunten gaan in dit geval uit van de oplegging van een taakstraf in combinatie met een ontzegging van de rijbevoegdheid.
Voorafgaand aan de zitting heeft een mediationtraject tussen verdachte en [slachtoffer] plaatsgevonden. [slachtoffer] heeft ter zitting aangegeven dat ze tijdens de mediation heeft kunnen zeggen wat zij wilde zeggen en dat dit haar toen een goed gevoel heeft gegeven. Zij had verwacht dat verdachte op zitting zou verschijnen. Tijdens de mediation gaf verdachte aan dat hij geen contact met haar mocht opnemen van de politie, maar na verstrekking van haar gegevens heeft hij dat wederom nagelaten. Dit in combinatie met het feit dat verdachte niet ter zitting is verschenen maakt dat [slachtoffer] erg teleurgesteld is in verdachte.
De rechtbank heeft tot slot kennisgenomen van het strafblad van verdachte, waaruit volgt dat hij in Nederland nooit is veroordeeld.
Alles afwegende heeft de rechtbank geen reden om af te wijken van de oriëntatiepunten. De rechtbank zal dan ook, conform de eis van de officier van justitie, een taakstraf opleggen van 120 uur subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid van 6 maanden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 en 179 van de Wegenverkeerswet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Primair: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een
ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A.S.E. Maandag, voorzitter, mr. M. Breeman en
mr. M. Diepenhorst, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 september 2022.
Mr. Breeman en mr. Maandag zijn niet in de gelegenheid het vonnis te ondertekenen.