Op 13 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van aanranding van een 14-jarig meisje. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. A.I.M.M. Gudde, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan aanranding en ontuchtige handelingen met het minderjarige meisje. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De rechtbank heeft de bewijsmiddelen beoordeeld, waaronder de aangifte van het slachtoffer en verklaringen van getuigen. De rechtbank concludeerde dat de verklaring van het slachtoffer voldoende ondersteuning vond in andere bewijsmiddelen, zoals getuigenverklaringen en het aantreffen van het telefoonnummer van het slachtoffer in de telefoon van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte door zijn handelingen het slachtoffer dwong tot het dulden van ontuchtige handelingen, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 80 uren, waarbij rekening werd gehouden met de impact van de aanranding op het slachtoffer en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 13 september 2022.