ECLI:NL:RBZWB:2022:5294

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3717
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het aanwijzingsbesluit voor gereguleerd parkeren in de gemeente Breda

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 9 september 2022, wordt het beroep van eiser tegen het Aanwijzingsbesluit parkeren 2020 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B. Benard, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 oktober 2020, dat op 15 juli 2021 is bevestigd. De rechtbank heeft op 10 augustus 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het college aanwezig waren. Eiser betwistte dat het college de bevoegdheid had om het aanwijzingsbesluit te nemen zonder een parkeerenquête te houden, en voerde aan dat de belangen van de bewoners onvoldoende waren meegewogen.

De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid heeft besloten om een deel van de straat van eiser aan te wijzen voor gereguleerd parkeren. De rechtbank stelt vast dat de parkeerdruk in het gebied op piekmomenten meer dan 90% bedraagt, wat rechtvaardigt dat het college afziet van een parkeerenquête. De rechtbank wijst erop dat het college voldoende beoordelingsruimte heeft en dat de belangenafweging die het college heeft gemaakt, in overeenstemming is met de wet- en regelgeving. Eiser's argumenten over het gebrek aan een parkeerenquête en de gevolgen van het waterbedeffect worden door de rechtbank verworpen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, waardoor het aanwijzingsbesluit in stand blijft. Eiser komt niet in aanmerking voor terugbetaling van het griffierecht of een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3717 VEROR

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

(gemachtigde: mr. B. Benard),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda (college)

(gemachtigde: mr. L.V. Suijkerbuijk).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het Aanwijzingsbesluit parkeren 2020 (aanwijzingsbesluit) van het college van
13 oktober 2020.
1.2
Met het bestreden besluit van 15 juli 2021 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.3
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 10 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college. Ter zitting heeft eisers gemachtigde erop gewezen dat het bestreden besluit op bezwaar in mandaat is genomen terwijl het primaire besluit door het college is genomen. De rechtbank heeft met partijen vastgesteld dat dit een bevoegdheidsgebrek oplevert en het college is in de gelegenheid gesteld om dit te herstellen. Het college heeft op 26 augustus 2022 het bekrachtigingsbesluit aan eiser en de rechtbank toegezonden.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang geschil
2. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid heeft besloten om onder meer een deel van de straat waarin eiser woont aan te wijzen als gebied voor gereguleerd parkeren. Hiermee heeft het college het gebied bestemd voor het parkeren door vergunninghouders op zowel belanghebbende- als parkeerapparatuurplaatsen. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen dit besluit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Het beroep
3. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. De rechtbank gaat uit van de navolgende feiten die niet betwist zijn en die de rechtbank ook aanvaardt. Eiser woont op het adres aan de [adres 1] 40a in [plaatsnaam] . Voorafgaand aan het nemen van het aanwijzingsbesluit was het parkeren in de straat van eiser niet gereguleerd. Op grond van het aanwijzingsbesluit heeft het college het gereguleerd parkeren in [plaatsnaam] uitgebreid door (onder meer) een deel van de straat van eiser en omliggende delen van de wijk [adres 2] aan te wijzen als gebied waar uitsluitend vergunninghouders kunnen parkeren en waar een bezoekersregeling geldt. Het college heeft de gemaakte bezwaren tegen het aanwijzingsbesluit ongegrond verklaard en het aanwijzingsbesluit gehandhaafd.
Heeft het college in redelijkheid kunnen besluiten tot het nemen van het aanwijzingsbesluit?
6. Eiser voert aan dat het college bij het nemen van het aanwijzingsbesluit ten onrechte heeft afgezien van het houden van een parkeerenquête. Er moet dan op meerdere momenten sprake zijn van een parkeerdruk van meer dan 90% en het college heeft het aanwijzingsbesluit gebaseerd op de parkeerdruk op enkele piekmomenten. Er is onvoldoende onderbouwd waarom het aanwijzingsbesluit betrekking heeft op het hele gebied van de wijk [adres 2] en niet gemotiveerd waarom er niet volstaan kon worden met het reguleren van enkel de drukke straten. Het door het college gestelde “waterbedeffect” is onvoldoende gemotiveerd. Bij de belangenafweging is niet duidelijk welke bewoners in de klankbordgroep zijn betrokken en het rapport van de klankbordgroep is pas opgemaakt na het nemen van het aanwijzingsbesluit. Er is onvoldoende rekening gehouden met de individuele belangen van eiser.
6.1
Het college stelt dat uit de opgestelde rapporten volgt dat in het gebied van het aanwijzingsbesluit er maar zes secties aangewezen kunnen worden waar de parkeerdruk op de meetmomenten onder de 90% blijft. Er mocht dan ook afgezien worden van een parkeerenquête. Gereguleerd parkeren draagt bij aan de leefbaarheid en het college heeft hierin de nodige beoordelingsruimte. Bij parkeerdruk moet uitgegaan worden van piekbelasting, omdat een gemiddelde parkeerdruk geen recht doet aan degenen die op piekmomenten de auto niet kunnen parkeren. Het college heeft bewust gekozen voor het gebied uit het aanwijzingsbesluit, omdat de parkeerdruk zich anders verplaatst naar een ander deel van de wijk en daar is geen plaats voor. Uit de metingen van mei 2021 volgt dat de parkeerdruk inmiddels is afgenomen. De buurtbewoners zijn in voldoende mate meegenomen in de besluitvorming.
Het houden van een parkeerenquête
6.2
Tussen partijen is niet in geschil dat het college bevoegd is om gebieden in [plaatsnaam] aan te wijzen ten behoeve van het instellen of uitbreiden van gereguleerd parkeren en dat de straat van eiser ook onder het gereguleerd parkeren valt. Bij de toepassing van de hiervoor genoemde bevoegdheid heeft het college een beoordelingsruimte en dat heeft tot gevolg dat de rechtbank de toepassing van die bevoegdheid terughoudend toetst.
6.3
Op grond van artikel 2 in samenhang met artikel 3, sub a, van de Beleidsregels invoering gereguleerd parkeren [plaatsnaam] 2014 (beleidsregels) stelt het college ten aanzien van het potentiële reguleringsgebied vast of er een parkeerenquête wordt gehouden of dat er een directe aanwijzing van het reguleringsgebied zal plaatsvinden. Het college kan onder meer afzien van een parkeerenquête als uit parkeertellingen en waarnemingen in het gebied, op verschillende momenten, blijkt van aantoonbare overlast, te weten een parkeerdruk van meer dan 90% door parkeerders in het gebied. Het college heeft op 10 februari 2020, bij collegebesluit, besloten om door middel van een directe aanwijzing te komen tot parkeerregulering in de gebieden [adres 3] , het oostelijk deel van [adres 4] ,
[adres 2] - west en [adres 2] -oost.
6.4
Uit de onderzoeksrapporten die Dufec in opdracht van het college heeft
opgesteld blijkt dat de parkeerdruk in de [adres 3] op het meetmoment van dinsdagnacht 101% bedroeg en op de overige meetmomenten minder dan 90%. Bij het oostelijk deel van [adres 4] en [adres 2] -west is op respectievelijk dinsdagochtend/zaterdagmiddag en op dinsdagnacht/dinsdagavond sprake van een parkeerdruk van meer dan 90%. Bij [adres 2] -oost is op geen enkel meetmoment sprake van een parkeerdruk van tenminste 90%. Deze concrete cijfers worden door eiser niet betwist.
Volgens de rechtbank is voldaan aan de voorwaarden uit artikel 3, sub a, van de beleidsregels. Er is op verschillende momenten [1] in het gebied sprake van een parkeerdruk van tenminste 90%. De rechtbank kan – gelet op de onderlinge ligging van de gebieden die in elkaar overlopen – het college volgen dat de gebieden van de [adres 3] , het oostelijk deel van [adres 4] , [adres 2] -west en [adres 2] -oost in het kader van een aanwijzing gereguleerd parkeren samen zijn genomen. Uit de beleidsregels volgt niet dat in ieder (sub)onderdeel van het gebied op meerdere momenten sprake moet zijn van een parkeerdruk van tenminste 90%. Een redelijke uitleg van de beleidsregels verzet zich evenmin tegen het uitgaan van de parkeerdruk op piekmomenten. Het college heeft op goede gronden afgezien van het houden van een parkeerenquête. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Waterbedeffect
6.5
Het college heeft het aanwijzingsbesluit betrokken gebied mede gemotiveerd door te verwijzen naar het zogenaamde “waterbedeffect”: als gereguleerd parkeren enkel in de drukste straten van het gebied wordt ingevoerd, dan verplaatst het verkeer zich naar het deel van het gebied dat niet gereguleerd wordt. Het “waterbedeffect” is niet onderzocht door Dufec. Naar het oordeel van de rechtbank mocht het college bij het bestreden besluit in redelijkheid rekening houden met dit effect. Niet alleen gaat het om een bekend gevolg bij het invoeren van gereguleerd parkeren, maar ter zitting is door het college ook verwezen naar eerdere ervaringen met soortgelijke aanwijzingsbesluiten en de gevolgen daarvan voor omliggende straten. Alleen een fysieke scheiding tussen een wel en niet gereguleerd gebied, beperkt of vermindert dat waterbedeffect. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college met de verwijzing naar dat effect in de motivering van het besluit kunnen volstaan.
Bovendien volgt uit de onderzoeksgegevens dat circa 12% tot 40% van de geparkeerde voertuigen in de gebieden van het aanwijzingsbesluit niet tot bewoners zijn terug te leiden. Gelet op deze aantallen, de resterende parkeerruimte in de gebieden, de onderliggende ligging en het gegeven dat de gebieden in elkaar overlopen, kan de rechtbank het college volgen dat het aanwijzingsbesluit betrekking heeft op een heel gebied en niet enkel op de drukste straten van het gebied. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Belangenafweging
6.6
Het college heeft in het collegebesluit van 10 februari 2020 rekening gehouden met de signalen uit de [adres 3] en het oostelijk deel van [adres 4] , dat invoering van gereguleerd parkeren gewenst was. Na het collegebesluit is er een klankbordgroep gevormd die het college advies heeft gegeven over de uitwerking in de praktijk van gereguleerd parkeren in de gebieden van de [adres 3] , het oostelijk deel van [adres 4] , [adres 2] -west en [adres 2] -oost. Het advies van de klankbordgroep is van
24 september 2020 en dus van voor het aanwijzingsbesluit. Het college heeft het advies bij het nemen van het aanwijzingsbesluit in de beoordeling meegenomen. Zo is bijvoorbeeld besloten om in de [adres 5] geen gereguleerd parkeren in te voeren.
Voorafgaand aan het nemen van het aanwijzingsbesluit was er in de gebieden sprake van een hoge parkeerdruk, die gevaarlijke situaties en overlast kan opleveren. Bovendien is er weinig reservecapaciteit om de parkeerdruk op te vangen. Het verlagen van de parkeerdruk is in het algemeen belang voor alle betrokken inwoners (waaronder eiser) en ondernemers. Het college heeft hierbij in voldoende mate rekening gehouden met de inbreng van omwonenden en ondernemers. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat zijn persoonlijke belang is gelegen in het gegeven dat hij thans een parkeervergunning moet aanvragen. De kosten van de vergunning bedragen € 40,00 per jaar.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het college in redelijkheid op de daarvoor gehanteerde gronden heeft kunnen besluiten het aanwijzingsbesluit zo vast te stellen en te handhaven. Het college hoefde in de door eiser aangevoerde persoonlijke belangen geen aanleiding te zien diens individuele belang zwaarder te wegen dan het algemene belang. Het in overweging 1.4 genoemde bevoegdheidsgebrek is door het college in beroep hersteld. Het is aannemelijk dat eiser hierdoor niet is benadeeld.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond. Dat betekent dat het aanwijzingsbesluit in stand blijft. Eiser komt evenmin in aanmerkingen voor terugbetaling van het griffierecht of toekenning van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 9 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Parkeerverordening [plaatsnaam] 2013 (parkeerverordening)
Artikel 3, eerste en tweede lid:
1. Het college kan gebieden aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders op zowel belanghebbendenplaatsen als parkeerapparatuurplaatsen.
2. Het college kan individuele straten en gedeelten van het Stadshart aanwijzen, waarvan de bewoners onder nader te noemen voorwaarden een vergunning kunnen verkrijgen in hiertoe aangewezen vergunninggebieden, zoals genoemd in lid 1.
Beleidsregels invoering gereguleerd parkeren [plaatsnaam] 2014 (beleidsregels)
Artikel 2:
Het college stelt ten aanzien van het potentiële reguleringsgebied vast of er een parkeerenquête gehouden zal worden of dat er een directe aanwijzing van een reguleringsgebied zal plaatsvinden.
Artikel 3, sub a:
Het college kan besluiten om een gebied als reguleringsgebied aan te wijzen zonder een parkeerenquête te houden als voldaan wordt aan één of meer van de volgende criteria:
a. Uit parkeertellingen en waarnemingen op verschillende momenten in het desbetreffende gebied blijkt dat er sprake is van aantoonbare overlast, te weten een parkeerdruk van meer dan 90% door parkeerders in het gebied.

Voetnoten

1.Zowel door de week als in het weekend.