ECLI:NL:RBZWB:2022:5288
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijke niet-ontvankelijkheid van beroep inzake WIA-uitkering en bezwaarprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 september 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de WIA-uitkering van eiser, die zijn beroep tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) had ingesteld. Het primaire besluit, genomen op 5 november 2021, hield in dat de WIA-uitkering van eiser niet zou wijzigen omdat zijn arbeidsgeschiktheid niet was veranderd. Eiser had geen bezwaar gemaakt tegen dit primaire besluit, wat een belangrijke factor in deze procedure was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat hij redelijkerwijs verweten kan worden dat hij geen bezwaar heeft gemaakt tegen het oorspronkelijke besluit. De rechtbank heeft hierbij artikel 8:1 en artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen. Eiser had in zijn aanvullend beroepschrift aangegeven dat hij de medische beoordeling van het UWV betwistte, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet had aangetoond dat hij niet op de hoogte was van de relevante rapportages die aan het primaire besluit ten grondslag lagen.
De rechtbank concludeert dat de grondslag van het primaire besluit niet is gewijzigd en dat eiser in zijn recht niet is benadeeld door het ontbreken van bezwaar. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.