Op 8 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen [naam eiseres] B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 25 maart 2022, waarin de aanvraag voor een IVA-uitkering voor een (ex)werknemer van eiseres werd geweigerd. De rechtbank heeft het beroep echter kennelijk niet-ontvankelijk verklaard zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat eiseres het griffierecht van € 365,- niet tijdig heeft betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier. Daarnaast ontbrak een uittreksel uit het handelsregister en de gronden van het beroep, wat ook in strijd is met de vereisten van de Awb. De rechtbank heeft eiseres in de gelegenheid gesteld om deze documenten binnen een bepaalde termijn aan te leveren, maar dit is niet gebeurd.
Aangezien er geen geldige redenen zijn gegeven voor het verzuim, heeft de rechtbank geen inhoudelijke behandeling van het beroep kunnen doen. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen.