ECLI:NL:RBZWB:2022:5235

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2708 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van procescertificaat asbestverwijdering en voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 september 2022, wordt het verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, een bedrijf gespecialiseerd in asbestverwijdering, behandeld. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen het besluit van Normec Certification B.V. van 5 mei 2022, waarbij haar procescertificaat asbestverwijdering onvoorwaardelijk werd geschorst voor een periode van 30 dagen. De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij het voorkomen van de schorsing, aangezien zij meerdere projecten heeft lopen en vreest voor claims van opdrachtgevers. Normec had geconstateerd dat er meerdere afwijkingen waren, wat leidde tot het besluit tot schorsing. Tijdens de zitting op 31 augustus 2022 werd duidelijk dat verzoekster tijdig corrigerende maatregelen had getroffen, die door Normec als adequaat waren beoordeeld. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen direct belang is voor Normec om de schorsing door te voeren, vooral omdat de noodzakelijke maatregelen al waren genomen. Daarom wordt het verzoek van verzoekster toegewezen en wordt het besluit van Normec geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Normec wordt veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan verzoekster.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2708

uitspraak van de voorzieningenrechter van 9 september 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster], uit [vestigingsplaats verzoekster], verzoekster,

(gemachtigde: mr. T. Segers),
en

Normec Certification B.V., verweerder,

(gemachtigde: mr. M. de Jong).

Inleiding

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van Normec van 5 mei 2022 (het bestreden besluit) tot onvoorwaardelijke schorsing van haar procescertificaat asbestverwijdering voor een periode van 30 dagen.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Normec heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens verzoekster deelgenomen: haar gemachtigde en [naam coördinator] (KAM-coördinator in dienst van verzoekster). Normec heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, [namen gemachtigden].

Totstandkoming van het besluit

1. Verzoekster is een bedrijf gespecialiseerd in onder meer asbestverwijdering, gevestigd aan de [adres verzoekster] te [vestigingsplaats verzoekster]. Zij beschikt over een procescertificaat asbestverwijdering (nummer [certificaat]).
2. In het kader van de uitvoering van saneringswerkzaamheden op een projectlocatie aan [adres locatie] te [plaats locatie] is door de Inspectie SZW (thans: de Nederlandse Arbeidsinspectie) op 21 oktober 2021 een inspectie verricht. Daarna is een boeterapport opgemaakt. Het boeterapport is aanleiding geweest voor een audit op 16 maart 2022 op de vestigingslocatie van verzoekster in de zin van artikel 68, vierde lid, van het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering (het Certificatieschema). Daarbij is een vijftal afwijkingen geconstateerd. Ten aanzien van de afwijking verband houdende met het toezicht, is een verzwaring toegepast op grond van artikel 70, eerste lid, van het Certificatieschema.
3. Bij brief van 28 maart 2022 heeft Normec verzoekster gewezen op de geconstateerde afwijkingen. Normec heeft daarbij opgemerkt dat het om drie of meer afwijkingen in dezelfde categorie gaat, namelijk categorie II:
[nummers afwijkingen]
[nummers afwijkingen]
; deze afwijkingen vormen tezamen één categorie-II-afwijking).
Normec heeft verzoekster kenbaar gemaakt dat deze afwijkingen moeten leiden tot onvoorwaardelijke schorsing. Normec heeft verzoekster daarbij haar voornemen kenbaar gemaakt om het certificaat van verzoekster per 20 april 2022 onvoorwaardelijk te schorsen voor een termijn van 30 dagen. Normec heeft daarbij vermeld dat verzoekster op grond van artikel 5, sub d, van het Certificatieschema binnen vier weken corrigerende maatregelen moet nemen en dat, als zij dat niet doet, Normec genoodzaakt is om het certificaat in te trekken.
Verzoekster heeft naar aanleiding daarvan haar zienswijze naar voren gebracht.
Vervolgens heeft Normec bij het bestreden besluit – onder meer – besloten tot onvoorwaardelijke schorsing van het certificaat met nummer [certificaat] voor een termijn van 30 dagen met ingang van 2 juni 2022. Verzoekster is daarbij opgedragen om op grond van artikel 5, sub d, van het Certificatieschema binnen vier weken corrigerende maatregelen te nemen voor de afwijkingen [nummers afwijkingen]. Normec heeft verzoekster erop gewezen dat zij per 2 juni 2022 voor de duur van de schorsing ook geen gebruik mag maken van het logo van Normec en het beeldmerk van het procescertificaat Asbestverwijdering.
4. Normec heeft op 31 mei 2022 bericht dat met de onvoorwaardelijke schorsing van het certificaat wordt gewacht op de uitspraak van de voorzieningenrechter.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Bezwaargronden
6. Verzoekster heeft in bezwaar – onder meer – aangevoerd dat Normec met het bestreden besluit artikel 5:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft geschonden. In dat verband heeft zij erop gewezen dat de corrigerende maatregelen die zij moest treffen, zijn gericht op het blijvend wegnemen van de oorzaak van de geconstateerde afwijkingen, en dat de last tot het treffen daarvan daarom moet worden gekwalificeerd als een herstelsanctie. Verzoekster wijst er tevens op dat zij corrigerende maatregelen moest treffen vóór 2 juni 2022, terwijl tegelijkertijd het certificaat per 2 juni 2022 onvoorwaardelijk is geschorst. Voorts heeft verzoekster opgemerkt dat zij de corrigerende maatregelen tijdig heeft getroffen, dat deze door Normec adequaat zijn bevonden en dat daarmee de vermeende oorzaak blijvend is weggenomen. Zij wijst op artikel 5:2, eerste lid, onder b, van de Awb, waarin de definitie van een herstelmaatregel is opgenomen, en stelt dat de onvoorwaardelijke schorsing in dit geval niet is gericht op het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van de overtreding. Verzoekster heeft ook een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel.
Verzoek om voorlopige voorziening en spoedeisend belang
7. Verzoekster heeft aangevoerd dat zij een spoedeisend belang heeft bij het voorkomen dat haar procescertificaat onvoorwaardelijk wordt geschorst. Zij heeft daarbij toegelicht dat zij op dit moment meerdere projecten in portefeuille heeft en dat zij vreest voor claims van de opdrachtgevers als het bestreden besluit wordt geëffectueerd. Verzoekster attendeert in dat verband ook op de wettelijke plicht uit hoofde van artikel 4.48a, vierde lid, van het Arbobesluit en artikel 9, derde en vierde lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 om eerst asbest of asbesthoudende producten te saneren voordat asbestwerkzaamheden vooraan in de (sloop)keten plaatsvinden.
Daarbij komt nog dat verzoekster ook tijdens de schorsingsperiode verantwoordelijk is voor loondoorbetaling aan haar werknemers. Verzoekster vreest ervoor dat zij door het bestreden besluit in staat van faillissement zal komen te verkeren.
Zij heeft de voorzieningenrechter daarom verzocht het bestreden besluit te schorsen. Daarbij heeft verzoekster nog gesteld dat zij een onmiskenbaar groot belang heeft bij toewijzing van het verzoek, terwijl Normec geen urgent belang heeft bij een onmiddellijke uitvoering van het bestreden besluit.
Verweer Normec
8. Normec bestrijdt dat zij in strijd zou hebben gehandeld met artikel 5:2 en 5:6 van de Awb. Ondanks dat zij de door verzoekster getroffen corrigerende maatregelen inderdaad adequaat heeft bevonden, meent Normec dat er nog steeds sprake is van een belang bij onvoorwaardelijke schorsing van het procescertificaat van verzoekster en dat zij niet langer met deze schorsing kan wachten.
Overwegingen
9. Desgevraagd hebben partijen ter zitting beide gesteld dat de onvoorwaardelijke schorsing een herstelsanctie is als bedoeld in artikel 5:2 van de Awb.
10. Uit e-mails en uit de afwijkingsformulieren van Normec blijkt dat voor elk van de geconstateerde afwijkingen maatregelen zijn getroffen en dat deze op 25 mei 2022 zijn goedgekeurd. Dat is ook gebeurd binnen de door Normec gestelde termijn en voordat de onvoorwaardelijke schorsing zou ingaan. Op alle afwijkingsformulieren is aangetekend dat de aangeleverde documentatie voldoende vertrouwen geeft dat de corrigerende maatregelen doeltreffend zijn geïmplementeerd.
Verzoekster heeft ook managementrapporten van Werkplekinspectie Controles van 7 februari 2022 en 15 maart 2022 overgelegd. In het rapport van 7 februari 2022 is geconcludeerd dat het aanwezige personeel zorgvuldig te werk gaat en er aandacht wordt besteed aan de inrichting van het werkgebied. Het behoud van het certificaat is in het rapport als aanbeveling vermeld. In het rapport van 15 maart 2022 is geconcludeerd dat de DTA zijn zaken keurig op orde heeft, dat de projectlocatie tot in de puntjes is verzorgd en het logboek zeer nauwkeurig is bijgehouden. Ook in dit rapport is aanbevolen om het certificaat te behouden.
11. Normec heeft de voorzieningenrechter er niet van kunnen overtuigen dat er een direct belang is bij onmiddellijke onvoorwaardelijke schorsing van het procescertificaat van verzoekster, terwijl verzoekster er wel evident belang bij heeft dat schorsing van haar certificaat achterwege blijft tot Normec inhoudelijk over haar bezwaren heeft geoordeeld.
Normec heeft schriftelijk toegelicht dat er nog steeds belang is bij de onvoorwaardelijke schorsing en dat daarmee niet kan worden gewacht tot het bestreden besluit onherroepelijk is. Daarmee is evenwel niet gezegd dat de bezwarenprocedure niet kan worden afgewacht. Ter zitting heeft zij nader toegelicht dat de periode voor de onvoorwaardelijke schorsing moet worden gezien als een soort periode van bezinning, waarin verzoekster de totale bedrijfsvoering nog eens kan doorlichten.
Met deze toelichting kan worden betwijfeld of een onvoorwaardelijke schorsing, die ingaat nadat de noodzakelijke reparatoire maatregelen al zijn doorgevoerd en akkoord zijn bevonden als reparatoire sanctie nog een functie heeft of, indien dat zo is, of deze nog evenredig is aan het daarmee te behalen doel.
De voorzieningenrechter heeft uit het betoog van Normec geen belang kunnen destilleren om op dit moment direct tot onvoorwaardelijke schorsing van het certificaat over te gaan, laat staan een belang dat opweegt tegen het belang van verzoekster om de thans aan de regels voldoende bedrijfsvoering te kunnen voortzetten en de opdrachten die zij heeft aangenomen uit te kunnen voeren. Niet valt in te zien waarom niet met de onvoorwaardelijke schorsing kan worden gewacht tot er op het bezwaarschrift van verzoekster is beslist.
De voorzieningenrechter neemt daarbij tevens in aanmerking dat een eerder geplande zitting op 13 juli 2022 op verzoek van Normec is verplaatst naar een later datum, 31 augustus 2022.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 5 mei 2022 is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat Normec het griffierecht moet vergoeden en dat verzoekster ook een vergoeding krijgt van haar proceskosten.
Normec moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt verzoekster een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft het verzoekschrift ingediend en heeft verzoekster op de zitting vertegenwoordigd. Elke proceshandeling heeft een waarde van € 759,-. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.518,-.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • bepaalt dat Normec het griffierecht van € 365,- aan verzoekster moet vergoeden;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 9 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.