ECLI:NL:RBZWB:2022:5210

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1159
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd met ingang van 8 april 2021, waarbij het UWV aanvankelijk een arbeidsongeschiktheidspercentage van 79,39% had vastgesteld. Echter, in het bestreden besluit werd dit percentage verlaagd naar 65,40%. De rechtbank heeft op 23 augustus 2022 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV, mr. J.W. van Schaik.

De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld. De primaire verzekeringsarts had vastgesteld dat eiseres beperkingen ondervond in haar functioneren, maar niet volledig arbeidsongeschikt was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigde deze bevindingen en voegde enkele aanpassingen toe aan de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Eiseres voerde aan dat de geduide functies niet passend waren gezien haar beperkingen, maar de rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling zorgvuldig was uitgevoerd en dat de functies in medisch opzicht geschikt waren.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 65,40% had vastgesteld en verklaarde het beroep van eiseres ongegrond. Eiseres kreeg geen proceskostenvergoeding en het griffierecht werd niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 8 september 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1159 WIA

uitspraak van 8 september 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. A.C.M. Martens,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 20 mei 2021 (primair besluit) eiseres een WIA-uitkering toegekend met ingang van 8 april 2021 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 79,39%.
Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Het UWV heeft zich op het standpunt gesteld dat het juiste arbeidsongeschiktheidspercentage 65,40% is per 8 april 2021.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2022 ter zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, met haar echtgenoot [naam echtgenoot] , haar gemachtigde en, als gemachtigde van het UWV, mr. J.W. van Schaik.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 8 april 2021 voor 65,40% arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 8 april 2021 heeft vastgesteld op 65,40% en daarom terecht de
de WIA-uitkering heeft toegekend per die datum naar de arbeidsongeschiktheidsklasse van 65 tot 80%.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als pastoraal medewerker. Voor dat werk is zij op 11 april 2019 uitgevallen vanwege psychische en fysieke klachten. Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres een WIA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 79,39%. Bij het bestreden besluit heeft het UWV vastgesteld dat eiseres met ingang van 8 april 2021 voor 65,40% arbeidsongeschikt moet worden geacht, zodat het UWV bij het bestreden besluit onder intrekking van het primaire besluit de WIA-uitkering per 8 april 2021 op die basis aan eiseres heeft toegekend.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd en eiseres gesproken op het telefonisch spreekuur van 20 april 2021. De verzekeringsarts stelt vast dat eiseres tot op heden klachten ervaart en nog onder behandeling is. In het dagelijks functioneren ervaart eiseres wel belemmeringen maar er is geen sprake van volledig disfunctioneren.
Zij voldoet niet aan de criteria van geen benutbare mogelijkheden derhalve zullen de functionele mogelijkheden opgesteld worden waarna arbeidsdeskundig onderzoek kan plaatsvinden.
[naam verzekeringsarts] ziet voldoende aanwijzingen voor een beperkte belastbaarheid waardoor het komt tot beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren;
eiseres is aangewezen op structuur, regelmaat, voorspelbaarheid, een afgebakende deeltaak in een niet hectische omgeving en zij is beperkt ten aanzien van een dwingend werktempo, deadlines/piekbelasting, conflicthantering, omgaan met emotionele aspecten, klanten/patiënten contact en het dragen van eindverantwoordelijkheid.
Verder moet eiseres geen avond/nachtdiensten draaien in verband met recuperatie, geen solitaire functie hebben en geen verhoogd persoonlijk risico (ook geen beroepsmatig vervoer) hebben. Om overbelasting te voorkomen acht de verzekeringsarts naast eerdergenoemde beperkingen ook een urenrestrictie van toepassing; tot 4 uur per dag.
De verzekeringsarts verwacht, gelet op beloop en huidige klachten op korte termijn geen verbetering.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 14 mei 2021.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier van eiseres bestudeerd en eiseres gesproken en onderzocht op haar spreekuur van 16 november 2021. In haar rapportage van 6 januari 2022 stelt de verzekeringsarts b&b dat de primaire verzekeringsarts het dossier heeft bestudeerd en daarna (telefonisch) een claimbeoordelingsgesprek heeft gevoerd. In de bezwaarfase is er nog een spreekuur geweest, waarin aanvullende informatie is verkregen. Er is verschillende medische informatie van behandelaars ingebracht. De medische situatie acht [naam verzekeringsarts b&b] vergelijkbaar met die op datum in geding, 8 april 2021, zodat een uitspraak kan worden gedaan over de datum in geding. Vervolgens is er een heroverweging gedaan. Er is volgens haar daarmee voldoende informatie om tot een oordeel te komen.
Eiseres claimt, door aan te geven bij voorkeur met rust gelaten te willen worden, in feite
volledige arbeidsongeschiktheid op grond van haar psychische klachten. Toetsing van dit bezwaar aan de hand van het Schattingsbesluit leert echter dat er geen sprake is van een
uitzonderingssituatie zoals bedoeld in dat Schattingsbesluit. Er is namelijk alleen sprake van ‘geen benutbare mogelijkheden’ indien er dusdanige beperkingen bestaan dat iemand niet of nauwelijks kan functioneren. Dit is het geval bij opname in een ziekenhuis of instelling, bedlegerigheid, afhankelijkheid in het dagelijkse leven (ADL), of een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Naar het oordeel van de verzekeringsarts b&b is van geen van deze situaties sprake. Eiseres is immers niet opgenomen, niet bedlegerig, en verricht zelfstandig de ADL-activiteiten. Zij houdt een normaal dagritme aan, verricht huishoudelijke activiteiten, wandelt, doet aan tai chi, rijdt zelfstandig auto, bezoekt de markt, speelt piano, houdt zich bezig met poëzie en schrijven, doet onderhoud in haar
moestuin, heeft sociale contacten en was op de datum in geding nog 4 uur per week werkzaam in aangepast werk bij de eigen werkgever.
De primaire verzekeringsarts heeft dus terecht een FML opgesteld.
Hij is daarbij uitgegaan van geschiktheid voor niet-stresserend werk met een hoge mate van
structuur en voorspelbaarheid, zonder tijdsdruk, conflicthantering en emotionele aspecten en in een rustige werkomgeving. Uit preventief oogpunt acht de verzekeringsarts b&b tevens een urenbeperking aangewezen.
De FML behoeft echter op grond van de in bezwaar verkregen informatie en de door gemachtigde aangevoerde gronden enige aanpassing voor het gehoorverlies rechts, en de daarmee gepaard gaande hinderlijke recruitment.
De primaire verzekeringsarts heeft bij punt 1.8.7 weliswaar aangegeven dat er geen sprake mag zijn van een drukke/lawaaiige werkomgeving, maar bij de daartoe geëigende items 2.2 (horen) en 3.6.1 (geluidsbelasting) zijn geen beperkingen aangegeven. Dit zegt de verzekeringsarts b&b alsnog te zullen doen.
De milde evenwichtsklachten zijn, naast de al opgenomen beperking voor het werken op gevaar opleverende werkplekken, geen reden voor verdergaande beperkingen. De verzekeringsarts b&b zal wel een beperking opnemen voor blootstelling aan prikkelende gassen en dampen in verband met de gevoeligheid hiervoor bij eiseres.
Dat het vasthouden en verdelen van de aandacht beperkt moet worden kan [naam verzekeringsarts b&b] slechts ten dele volgen. Gezien de verhoogde prikkelbaarheid lijkt haar aannemelijk dat er een milde beperking is voor concentratie, tot maximaal een half uur aaneen. Op grond van hetgeen eiseres aan activiteiten vermeldt, en de observaties tijdens het spreekuur, dat circa 50 minuten in beslag nam, veronderstelt de verzekeringsarts b&b dat dit mogelijk is.
Voor een beperking ten aanzien van het verdelen van de aandacht ziet zij geen aanleiding. In de basisinformatie van het CBBS wordt bij dit item expliciet vermeld dat er geen reden is hier een beperking aan te nemen als iemand met een vervoermiddel kan deelnemen aan het verkeer, aangezien hierbij noodzakelijkwijs de aandacht over informatiebronnen verdeeld moet worden. Eiseres rijdt zelf auto, zodat een beperking niet aannemelijk is.
Voor het aannemen van een beperking voor herinneren ziet [naam verzekeringsarts b&b] evenmin aanleiding. Eiseres weet zonder moeite allerlei relevante details over haar ziektegeschiedenis te reproduceren. Volgens haar gemachtigde moet zij regelmatig zaken opschrijven, maar het maken van aantekeningen of lijstjes als hulpmiddel wordt als gebruikelijk beschouwd en is op zich geen reden voor een beperking op dit vlak. In de ogen van de verzekeringsarts b&b is met de overige beperkingen ten aanzien van het persoonlijk en sociaal functioneren en met de urenbeperking in voldoende mate tegemoet gekomen aan de belemmeringen van eiseres.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres, aangepast als hiervoor weergegeven, neergelegd in de FML van 6 januari 2022.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV onder verwijzing naar haar bezwaren aangevoerd dat er vele feitelijke onjuistheden in de rapportages van de verzekeringsartsen voorkomen en dat zij zich ook door de toon van die artsen niet serieus genomen voelt. Daarnaast acht zij de haar geduide functies niet passend voor haar. Zij stelt met betrekking tot de functie medewerker atelier niet te kunnen werken in een ruimte met zoveel geluidsprikkels, terwijl ook het samenwerken met collega’s, zowel als het in de functie noodzakelijke steken van een draad door het oog van een naald, voor haar onmogelijk is. In de verwante functie medewerker gordijnen komen voor haar veel te veel contacten met collega’s voor, naast de prikkels in de vorm van voortdurend machinegeluid waar zij niet tegen kan.
Het dwingend tempo dat in de functie samensteller kunststof en rubberproducten is vereist, acht zij, net als het samenwerken met collega’s (waarbij eiseres wijst op item 2.9), voor haar onmogelijk. Verder is de bij die functie en bij de functie schoonmaker vrijkomende geur van respectievelijk rubber, plastic, zeep, water, RVS en desinfectie volgens eiseres in strijd met de beperking die zij in de FML kent voor aspect 3.5.1.
In haar aanvullende gronden van 18 juli 2022 herhaalt en benadrukt zij de hiervoor gestelde gronden en geeft daarbij wederom per geduide functie gedetailleerd aan waarom die voor haar niet geschikt is.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder naast haar psychische klachten onder meer ook de problemen met haar gehoor. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van alle klachten rekening gehouden.
Eiseres heeft in beroep geen informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
De rechtbank ziet niet dat in de FML van 6 januari 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Medische onderbouwing voor een andere mening heeft eiseres niet ingebracht. Weliswaar beredeneert eiseres uitgebreid in hoeverre volgens haar de beperkingen dienen te worden uitgebreid, maar daarmee stelt zij haar eigen gevoelen tegenover de professionele oordelen van de verzekeringsartsen van het UWV.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat door de verzekeringsarts b&b naast het aanbrengen van beperkingen voor prikkelende gassen en dampen, is erkend dat er twee kleine onvolkomenheden in de FML waren opgenomen, maar dat die door haar zijn hersteld. Dat waren de aspecten horen (2.2 in de FML) en geluidsbelasting (3.6.1 in de FML).
Van de beperkingen waarvan eiseres in beroep heeft gesteld dat ze nog extra (verzwaard) moeten worden opgenomen mist de rechtbank medische onderbouwing om te komen tot twijfel. Eiseres heeft de door haar in beroep geuite twijfels aan de geduide functies gebaseerd op haar eigen idee van de beperkingen. De beperkingen zoals eiseres meent dat naast de door verzekeringsartsen gestelde beperkingen zouden moeten opgenomen, kunnen onder deze omstandigheden niet als medisch onderbouwde tekortkomingen van de FML worden aangemerkt. Die beroepsgrond (dat eiseres meer beperkt moet worden), kan onder deze omstandigheden zonder professionele medische onderbouwing niet slagen.
En eiseres heeft daarmee dan ook niet zodanige twijfel doen rijzen aan het medisch oordeel dat het aanstellen van een medisch deskundige gerechtvaardigd is.
Ook overigens heeft de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten kunnen vinden om aan de afwegingen en conclusies van de verzekeringsarts b&b zoveel te twijfelen dat ze niet kunnen worden gevolgd. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: textielproductenmaker (exc. vervaardigen van textiel) (Sbc-code 111160), samensteller kunststof en rubberproducten (Sbc-code 271130) en huishoudelijk medewerker (Sbc-code 111333).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat die functies allerlei belastingen in zich hebben die zich niet laten verenigen met de beperkingen die zij kent.
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 19 mei 2021 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 18 januari 2022. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in de rapportages van 7 april 2022 en 20 juli 2022 die zijn opgesteld in reactie op juist deze gronden duidelijk aangegeven wat de diverse items van de FML inhouden en ook wat zij precies niet betekenen. Met deze verduidelijking is voldoende aannemelijk dat de belastingen in de eiseres geduide functies niet in conflict komen met de FML, zoals eiseres heeft gesteld. Het standpunt dat eiseres niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 al heeft geconcludeerd is die opvatting van eiseres over de FML van 6 januari 2022 niet juist.
Het idee dat de beschrijving van de functies niet juist zou zijn, zoals van de kant van eiseres ter zitting gesuggereerd, neemt de rechtbank niet over. Zoals uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep blijkt wordt immers in principe het systeem van het CBBS gevolgd, tenzij er concrete onjuistheden naar voren komen. Daarvoor is echter (ook ter zitting) onvoldoende aanleiding gebleken. De bedenkingen die eiseres heeft geuit met betrekking tot tempodruk, geluidsprikkels, samenwerking met collega’s en optredende geuren in de haar geduide functies hebben onvoldoende aantoonbare overschrijdingen van de beperkingen van eiseres opgeleverd.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 65,40%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Conclusie en gevolgen
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 september 2020 heeft vastgesteld op 65,40%
.
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 8 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.