ECLI:NL:RBZWB:2022:5208

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
8 september 2022
Zaaknummer
AWB- 22_1459
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de handhaving van een WIA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 september 2022, wordt het beroep van eiser tegen de handhaving van zijn WIA-uitkering beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D.M.F. Snelder, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, dat zijn WIA-uitkering per 9 september 2021 had gehandhaafd. Het UWV had eerder, op 8 juni 2021, vastgesteld dat eiser voor 67,98% arbeidsongeschikt was. Eiser was van mening dat hij volledig arbeidsongeschikt was en verzocht de rechtbank om een onafhankelijk medisch deskundige in te schakelen.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser en de rapporten van de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig overwogen. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 67,98% heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiser adequaat zijn vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Eiser heeft geen overtuigende medische onderbouwing gepresenteerd die zou wijzen op een andere beoordeling van zijn arbeidsongeschiktheid.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1459 WIA

uitspraak van 8 september 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. D.M.F. Snelder,
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
ongewijzigde handhaving van zijn uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 8 juni 2021 (primair besluit) de WIA-uitkering van eiser per 9 september 2021 gehandhaafd.
Met het bestreden besluit van 4 februari 2022 heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2022 ter zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen [naam vertegenwoordiger] als gemachtigde van het UWV.
Eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig en hadden zich tevoren afgemeld voor de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiser per 9 september 2021 voor 67,98% arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 september 2021 heeft vastgesteld op 67,98% en daarom terecht de WIA-uitkering heeft gehandhaafd per die datum.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiser is tot 1 april 2010 werkzaam geweest als schade-expert. Vervolgens heeft het UWV eiser een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet toegekend. Vanuit die situatie heeft eiser zich ziek gemeld per 20 april 2010 vanwege psychische klachten. Bij besluit van 21 maart 2012 heeft het UWV eiser een WIA-uitkering toegekend gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 69,9%.
Bij formulier van 3 april 2020 meldde eiser zich toegenomen arbeidsongeschikt met ingang van 6 januari 2021.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een primaire arts SMZ onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Primaire arts SMZ [naam primaire arts] heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] de beschikbare medische gegevens bestudeerd en eiser gesproken op het spreekuur van 9 september 2020. Hij stelt vast dat de door eiser genoemde ziekten en gebreken plausibel en consistent leiden tot belemmeringen, waarvan de belangrijkste belemmeringen zijn: het vasthouden en verdelen van de aandacht, naast het herinneren. Eiser is aangewezen op werk waar hij niet wordt afgeleid, met voorspelbare werksituatie, zonder veelvuldige storingen of deadlines, maar ook zonder het hanteren van emotionele problemen van anderen en zichzelf en zonder dat hij moet omgaan met conflicten. Het werk moet zijn zonder leidinggevende functie; zonder trillingsbelasting, met verminderde kracht discreet in handen en armen; met een beperking bij het buigen, het discreet beperkt zijn van de hoofdbewegingen en tenslotte kan hij niet werken in de avond of nacht en vanwege
zijn energetische belastbaarheid acht [naam primaire arts] een urenbeperking tot ongeveer 6 uur per dag, maximaal 30 uur per week nodig.
Arts SMZ [naam primaire arts] verwacht dat deze beperkingen duurzaam zullen zijn en hij ziet dat de benutbare mogelijkheden lichtelijk zijn afgenomen op 9 september 2020. Verbetering op korte of middellange termijn acht hij niet mogelijk en zeker het komende jaar of daaropvolgende jaar ziet hij geen of nauwelijks verbeteringen bij een ziektebeeld zonder verdere behandelmogelijkheden. De arbeidsbeperkingen acht hij duurzaam.
Na aanvullend medisch onderzoek meldt verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] in zijn rapportage van 23 maart 2021 dat hem na raadpleging van het handboek blijkt dat aandacht = normaal gedefinieerd wordt als het gedurende minstens een half uur richten op één informatiebron”. Bij deze eiser is dat zeker het geval. Tijdens het hele spreekuur was eiser niet afgeleid en continue aanwezig met zijn gedachten. Over het geheugen stelt [naam verzekeringsarts] dat eiser weliswaar bij de [naam bedrijf] een keer was vergeten wat hij moest hebben, maar dat het niet zo is dat hij dingen steeds apart moet opschrijven als geheugensteun. Dit voorval was eenmalig en is geen constant gegeven bij eiser. Daarom is ook dit item onder normaal te classificeren. Eiser bleek ook in staat de aandacht alternerend te richten op uiteenlopende informatiebronnen en rijdt zelfstandig zonder grote problemen auto. Ook verzorgt hij zijn vrouw en dagelijks zijn eigen insulinegebruik. Dit laatste is weliswaar moeizaam maar er gebeuren nog steeds geen ongelukken door gebrek aan aandacht.
Mede naar aanleiding van de desgevraagd door GZ-psycholoog [naam GZ-psycholoog] ingestuurde informatie stelt de verzekeringsarts dat de cognitieve klachten vooral worden beïnvloed door de mentale status, waarin eiser zich op dat moment bevindt. Hij geeft verder aan dat de FML zoals op 11 maart 2021 is geregistreerd, dient te worden aangepast op de onderdelen aandacht en verdelen van de aandacht.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 23 maart 2021, geldig vanaf 9 september 2020.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het dossier van eiser bestudeerd en eiser gesproken op de telefonische hoorzitting van 20 januari 2022. In haar rapportage van 1 februari 2022 stelt de verzekeringsarts b&b dat de primaire arts, getoetst aan het Schattingsbesluit, terecht heeft gesteld dat eiser belastbaar is.
De beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren zijn passend. Ook zijn de beperkingen passend bij de na de datum in geding (9 september 2020), gestelde psychiatrische aandoening. Er wordt rekening gehouden met verminderde stressbestendigheid en de beperkingen passen bij de bevindingen van de primaire arts; ten aanzien van aandacht, concentratie en overige cognitieve functies waren geen bijzonderheden waarneembaar.
Uit de medische informatie blijkt verder dat er geen neurologische verklaring is voor de cognitieve problemen. Ook de witte stofafwijkingen kunnen de problemen niet verklaren.
Daarnaast blijkt dat de cognitieve klachten atypisch verlopen qua beloop en omvang en zijn er als oorzaak meerdere factoren, ook omgevingsfactoren, die een rol spelen. Dit blijkt ook uit de informatie van de psycholoog van 21 december 2020: diverse psychosociale stressoren versterken cognitieve klachten vermoedelijk fors, dan wel houden ze in stand.
Er wordt niet voorbijgegaan aan de aanwezige problematiek, noch aan het feit dat eiser
moeilijke tijden heeft doorgemaakt of zich in een moeilijke situatie bevindt. De verzekeringsgeneeskundige beoordeling gaat over de beperkingen van eiser als gevolg van medisch objectiveerbaar ziekte of gebrek. Hoe de klachten worden ervaren, is niet
doorslaggevend. De klachten worden immers niet letterlijk overgenomen als beperkingen in de FML.
Ook de aangenomen fysieke beperkingen zijn passend. Er wordt rekening gehouden met het feit dat eiser aangewezen is op fysiek licht werk en de beperkingen passen bij het onderzoek door de primaire arts. Aan rug, schouders, ellebogen, polsen en handen waren geen bewegingsbeperkingen. Met de verminderde kracht in handen en armen wordt rekening gehouden. Daarnaast blijkt dat eiser lichte huishoudelijke klusjes doet en af en toe boodschappen.
Voor de moeilijk instelbare, insuline afhankelijke suikerziekte zijn geen aanvullende
beperkingen aan de orde. Immers eiser is al beperkt voor avond- en nachtwerk waardoor sprake is van een goed dag/nacht ritme.
Getoetst aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid ziet verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] geen aanleiding voor een forsere urenbeperking. Met de beperkte energie is rekening gehouden. Uit de primaire rapportage blijkt verder dat, met 7 ademstops per uur, sprake is van licht apneu. Tijdens de telefonische hoorzitting is bevestigd dat eiser goed slaapt met het apneumasker. Met de reeds gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid, wordt dan ook voorzien in voldoende lage energetische belasting.
Een fysieke hoorzitting in bezwaar was niet aan de orde gezien de aard van de aandoeningen. Ook is de datum in geding dan al ruim een jaar geleden. Eiser is verder primair gezien en er heeft uitgebreid onderzoek plaatsgevonden. De aandoeningen waren bekend, de klachten en ervaren belemmeringen zijn aan de orde gekomen en lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Verder heeft de primaire arts actuele medische informatie opgevraagd en deze informatie in de beoordeling meegenomen.
[naam verzekeringsarts b&b] concludeert dat de belastbaarheid per datum in geding 9 september 2020 juist is vastgesteld in de FML van 23 maart 2021.
4.3
Eiser heeft onder verwijzing naar zijn bezwaargronden tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij niet alleen door psychische, maar ook door fysieke klachten volledig arbeidsongeschikt is. Hij kan in het geheel niet werken en dus ook niet in de hem geduide functies. Eiser acht zich volledig en duurzaam arbeidsongeschikt. Subsidiair acht eiser zich 80 tot 100% arbeidsongeschikt.
Voor zover de rechtbank eiser in het vorenstaande niet volgt acht hij het geraden dat de rechtbank een onafhankelijk medisch deskundige inschakelt en hij houdt zich voor onderzoek door een dergelijke deskundige bereid.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder zowel zijn psychische als zijn fysieke problemen. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat alle aangeleverde informatie van de verschillende neurologen door de verzekeringsarts b&b kenbaar in haar afwegingen is betrokken alvorens zij tot haar conclusie is gekomen. In beroep heeft eiser geen verklaring van een medicus overgelegd waaruit kan blijken van forsere of andere medische problemen dan die door de artsen van het UWV in deze procedure zijn meegenomen.
Ook overigens is de rechtbank niet kunnen blijken dat in de FML van 23 maart 2021 de beperkingen van eiser zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiser meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Voor de twijfel nodig voor het door de rechtbank inschakelen van een onafhankelijk medisch deskundige heeft eiser geen enkele medisch gefundeerde onderbouwing ingebracht, zodat het kennelijk in het beroep daartoe gedane verzoek niet kan worden toegewezen.
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: assemblage medewerker elektrotechnische producten (Sbc-code 267041), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en archiefmedewerker (Sbc-code 553020).
5.2
Eiser heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiser aangevoerd dat hij zowel op psychische als op fysieke gronden niet in staat is werk te verrichten.
De rechtbank ziet echter geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van20 mei 2021. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van eisers mate van arbeidsongeschiktheid.
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 67,98%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
7.
Conclusie en gevolgen
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 9 september 2020 heeft vastgesteld op 67,98%
.
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 8 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.