In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 september 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW) uitkering beoordeeld. Het UWV had op 4 maart 2021 besloten om de uitkering van eiseres te beëindigen per 6 april 2021, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.J. van der Meulen, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, waarna de rechtbank de zaak op 18 augustus 2022 ter zitting heeft behandeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV zijn besluit heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen, die hebben geconcludeerd dat eiseres in staat is om passende arbeid te verrichten. Eiseres had eerder een ZW-uitkering ontvangen na uitval door stressklachten, maar na een eerstejaarsbeoordeling concludeerde het UWV dat zij weer in staat was om te werken. De rechtbank heeft de medische oordelen van de verzekeringsartsen gevolgd en geoordeeld dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres meer beperkt is dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is vastgelegd.
De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over de geschiktheid van de door het UWV geduide functies beoordeeld. Eiseres stelde dat de functies te zwaar voor haar waren, maar de rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundigen voldoende gemotiveerd hadden aangetoond dat de functies passend waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de ZW-uitkering door het UWV terecht was.