In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 september 2022, is de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen, patroonhouders en munitie. De feiten dateren van 18 tot en met 24 juni 2020, waarbij de verdachte op camerabeelden werd gezien terwijl hij goederen in een opslagruimte plaatste. Tijdens een doorzoeking op 24 juni 2020 werd in die opslagruimte een automatisch vuurwapen, twee patroonhouders en munitie aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de enige persoon was met toegang tot de opslagruimte in de relevante periode en dat zijn vingerafdruk op een van de patroonhouders was aangetroffen.
De verdediging betoogde dat de verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van het wapen en dat hij de goederen voor een onbekende persoon had opgeslagen. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte zich bewust moest zijn geweest van de aanwezigheid van het wapen, gezien de omstandigheden en de bewijsmiddelen. De rechtbank achtte de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure.