ECLI:NL:RBZWB:2022:5150
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering na vrijspraak in hoofdzaak
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2022 uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een verdachte die eerder was vrijgesproken van de handel in xtc-pillen. De officier van justitie had gevorderd om het wederrechtelijk verkregen voordeel van de verdachte, dat zou zijn behaald door de verkoop van 300.000 xtc-pillen, te ontnemen. Dit voordeel werd door de officier van justitie geschat op € 87.000,00, gebaseerd op een politierapport. Tijdens de zitting op 30 augustus 2022 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De verdediging betwistte de wettigheid en overtuigingskracht van het bewijs met betrekking tot de handel in xtc-pillen en pleitte voor afwijzing van de ontnemingsvordering.
De rechtbank heeft in haar oordeel vastgesteld dat de verdachte op 13 september 2022 was vrijgesproken van de handel in xtc-pillen, omdat er geen wettig bewijs was. Dit leidde tot de conclusie dat de basis voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel was komen te vervallen. Aangezien niet bewezen was dat de verdachte het feit had gepleegd, was het ook niet aannemelijk dat hij enig voordeel had ontvangen uit de handel in xtc-pillen. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen.
De beslissing van de rechtbank was dat de vordering van de officier van justitie, gedateerd 17 mei 2022, tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken door de rechters in tegenwoordigheid van de griffier en is bij vervroeging ter openbare zitting uitgesproken.