ECLI:NL:RBZWB:2022:514

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_6836
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV over WIA-uitkering en mate van arbeidsongeschiktheid

Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. P.D. Koren, beroep heeft ingesteld tegen een besluit van het UWV van 23 april 2020. Dit besluit betrof de toekenning van een WIA-uitkering, waarbij het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op 57,57% heeft vastgesteld. Eiser, die als operator 1 werkzaam was, was uitgevallen door fysieke en psychische klachten. Tijdens de zitting op 20 mei 2021 heeft de rechtbank het UWV de gelegenheid gegeven om nader te rapporteren over de medische beoordeling van eiser. De verzekeringsartsen van het UWV hebben de beperkingen van eiser beoordeeld en vastgesteld dat hij niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Eiser heeft betoogd dat zijn beperkingen zijn onderschat en heeft aanvullende rapportages ingediend ter ondersteuning van zijn standpunt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig hebben gehandeld en dat er onvoldoende medische onderbouwing is voor de door eiser geclaimde aanvullende beperkingen. De rechtbank heeft de beoordeling van de verzekeringsarts b&b gevolgd en geconcludeerd dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 57,57% heeft vastgesteld. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6836 WIA

uitspraak van 1 februari 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. P.D. Koren,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 april 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 20 mei 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. Drossaert. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen nader te rapporteren over een ter zitting besproken vraagstelling. Het UWV heeft nader gerapporteerd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft partijen vervolgens aangegeven een tweede mondelinge behandeling niet noodzakelijk te achten. Eiseres noch het UWV hebben hierop aangegeven dat zij een tweede mondelinge behandeling wensen. De rechtbank heeft partijen hierna schriftelijk bericht dat het onderzoek gesloten is en dat schriftelijk uitspraak wordt gedaan. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1. Feiten en omstandigheden

Eiser is voltijds werkzaam geweest als operator 1 bij [naam bedrijf] te [plaatsnaam] . Voor dat werk is hij op 12 november 2017 uitgevallen vanwege fysieke en psychische klachten. Bij besluit van 12 november 2019 (primair besluit) heeft het UWV aan eiser een WIA-uitkering toegekend met ingang van 10 november 2019 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 57,57%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 10 november 2019 heeft vastgesteld op 57,57%
.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft het dossier van eiser bestudeerd en heeft eiser gezien op het spreekuur op 4 september 2019. Er heeft gericht lichamelijk en psychisch onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts rapporteert dat bij eiser sprake is van een status na hersentumor waarvoor een afwachtend beleid is gevoerd. Er is sprake van bewezen artrotische veranderingen in lumbale en cervicale wervels met hierdoor continu pijnklachten en ervaren beperkingen van de beweeglijkheid van de rug en de nek. Daarnaast is sprake van schouderklachten waarbij een tendinose van een schouderpees aan de dominante rechterzijde is vastgesteld. Eiser heeft als gevolg van de ervaren belemmeringen ook klachten op het psychisch vlak gekregen, waarvoor behandeling plaatsvond. Bij oriënterend psychisch onderzoek door de verzekeringsarts worden geen aanwijzingen gezien die doen denken aan een depressieve en /of angstige stoornis. Wel ziet de verzekeringsarts cognitieve tekortkomingen. Bij lichamelijk onderzoek worden functiebeperkingen van rug en rechterschouder vastgesteld. Ook rapporteert de verzekeringsarts dat uit eigen onderzoek sprake is van plausibele en consistente beperkingen. De verzekeringsarts neemt beperkingen aan voor het frequent reiken met de dominante rechterarm, het (frequent) buigen, tillen, duwen, trekken en het maken van extreme hoofdbewegingen. Verder neemt de verzekeringsarts beperkingen aan voor het (aaneengesloten) lopen en staan, het klimmen, het gehurkt actief zijn en het boven schouderhoogte werken. Eiser is aangewezen op voorspelbaar werk zonder veelvuldige deadlines, productiepieken of hoog handelingstempo. Eiser is volgens de verzekeringsarts bovendien beperkt voor concentreren, het verdelen van de aandacht en het hanteren van conflicten.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 oktober 2019.
De verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft het dossier bestudeerd, inclusief de gedurende de bezwaarprocedure ontvangen informatie van de behandelend sector. De verzekeringsarts b&b acht de beoordeling door de verzekeringsarts zorgvuldig. De verzekeringsarts b&b overweegt dat objectieve argumenten ontbreken om meer of zwaardere beperkingen aan te nemen. De fysiek zwaarder belastende factoren zijn in afdoende mate afgegrensd. Verder is er rekening gehouden met een beperkte psychische belastbaarheid. Ook belastende sociale factoren zijn beperkt. Gezien de mate en ernst van de medische aandoening zijn de beperkingen volgens de verzekeringsarts b&b passend, afdoende en adequaat. Voor een duurbeperking conform de betreffende standaard ziet de verzekeringsarts b&b geen medische noodzaak. Er is immers geen sprake van een aandoening die leidt tot een verminderd basaal energetisch vermogen. Ook is geen sprake van een indicatie tot preventie, omdat (fulltime) werken zou leiden tot schade aan de gezondheid. Evenmin is sprake van verminderde beschikbaarheid voor arbeid. Voor het Exploding Head Syndrom overweegt de verzekeringsarts b&b dat het gaat om een weinig voorkomende, zelf-limiterende goedaardige aandoening, waarvoor in de regel geen behandeling nodig is. Het enige wat nodig is, is dat de patiënt gerustgesteld wordt. De door eiser gebruikte medicatie zorgt niet voor een blijvende beperkingen voor het autorijden. De verzekeringsarts b&b handhaaft de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat. Eiser heeft bij de aanvullende beroepsgronden een gecombineerde verzekeringsgeneeskundige en arbeidskundige rapportage overgelegd ter onderbouwing van zijn standpunt dat meer beperkingen moeten worden aangenomen en dat de geduide functies ongeschikt zijn.
De door eiser ingeschakelde verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 3] heeft het dossier bestudeerd en een videogesprek met eiser gehouden. [naam verzekeringsarts 3] rapporteert dat zijn onderzoek – in relatie met de medische gegevens van de bedrijfsarts, huisarts, UWV-arts, neuroloog en psycholoog – laat zien dat sprake is van een intern en extern consistent geheel van stoornissen, beperkingen en participatieproblemen als gevolg van ziekte. De ervaren belemmeringen stemmen overeen met de beschreven en bekende ziektebeelden. Er is sprake van adequaat herstelgedrag en de behandelingen hebben niet geleid tot afname van de door eiser ervaren belemmeringen. [naam verzekeringsarts 3] overweegt dat sprake is van afname van de lichamelijke conditie en dat beweging vermijdend gedrag inherent is aan het totale ziektebeeld. Daarom zijn er volgens [naam verzekeringsarts 3] duidelijke argumenten om meer beperkingen in acht te nemen. Ook bestaat er een indicatie voor het toepassen van een urenbeperking. Er is sprake van een energetisch probleem dat gekenmerkt wordt door forse vermoeidheidsklachten vanaf het moment van het opstaan als gevolg van een slaapstoornis. De combinatie met chronische pijn en psychische klachten brengt een verhoogd energieverbruik met zich mee. Het rustmoment van eiser in de middag acht [naam verzekeringsarts 3] zeer verklaarbaar.
[naam verzekeringsarts 3] acht eiser (aanvullend) beperkt voor persoonlijk risico vanwege een combinatie van psyche beïnvloedende geneesmiddelen. Eiser is verder aangewezen op routinematig werk in een prikkelarme omgeving. Ook is eiser beperkt voor leiding geven. Frequent reiken is rechts ernstig beperkt bij meer dan 70 cm reiken en beperkt bij 70 cm reiken. Frequent reiken is links licht beperkt wegens uitstralende nekklachten. Voor het gebruik van de computer is eiser met rechts beperkt tot een dagdeel wegens een schouder- en nekaandoening en voor het frequent hanteren van lichte voorwerpen (0,5 – 5 kg) is eiser met rechts beperkt. Lopen is beperkt tot dertig minuten in een rustig tempo. Eiser moet regelmaat houden en niet werken in de nacht, waarbij per dag 4 tot maximaal 6 uren en per week 20 tot maximaal 30 uren kunnen worden gewerkt.
4.3
In reactie op de namens eiser opgestelde rapportage overweegt de verzekeringsarts b&b in de rapportage van 4 mei 2021 dat er medisch inhoudelijk geen nieuwe informatie wordt ingebracht. De verzekeringsarts b&b kan niet meegaan in de klachtenvolgende benaderingswijze van [naam verzekeringsarts 3] . De verzekeringsarts b&b volgt ook niet de redenering dat de afname van de lichamelijke conditie van eiser en het beweging vermijdend gedrag inherent is aan zijn totale ziektebeeld. Een urenbeperking is medisch niet noodzakelijk. De noodzaak voor een urenbeperking moet volgen uit consistente en samenhangende bevindingen in combinatie met de aard en de ernst van de onderliggende gezondheidssituatie. De verzekeringsarts b&b verwijst hierbij naar de Standaard Duurbelasting in arbeid van 2015 (verder: Standaard) en geeft per indicatie (stoornis in de energiehuishouding, preventief en verminderde beschikbaarheid) aan waarom er geen aanleiding is voor het aannemen van een urenbeperking. Specifiek voor de door eiser aangevoerde indicatie “stoornis in de energiehuishouding” geeft de verzekeringsarts b&b aan dat er geen sprake is van een aandoening die een tekort aan energie als gevolg heeft.
4.4
De Standaard beschrijft dat de energiehuishouding op drie manieren verstoord kan zijn: (a) als gevolg van een tekort aan energie, (b) als gevolg van een te groot energieverbruik of (c) bij verminderde recuperatiemogelijkheden. In de rapportages van de verzekeringsarts b&b is beargumenteerd dat geen sprake is van een aandoening die een tekort aan energie tot gevolg heeft (sub a). Daaruit valt niet af te leiden dat (ook) is getoetst of sprake is van een te groot energieverbruik (sub b) of verminderde recuperatiemogelijkheden (sub c). Daarom is ter zitting besproken dat de verzekeringsarts b&b van het UWV op dit punt nader zal rapporteren. Ook zal het UWV nader in gaan op het al dan niet opnemen van een beperking voor persoonlijk risico in de FML.
Het UWV heeft de nadere rapportage van de verzekeringsarts b&b van 14 juli 2021 ingediend. Daarin wordt gerapporteerd dat in de situatie van eiser in wezen sprake is van een omkering van het dag-nachtritme. De medische aandoeningen die hieraan ten grondslag liggen behelzen zelf niet een verstoring in de energiehuishouding. De pijn die eiser claimt betreffen klachten van het steun- en bewegingsapparaat van de schouder en de nek. Hiervoor zijn andere beperkingen aangewezen. Er zijn wel psychische klachten en er is sprake van een status ná doorgemaakte depressie, maar ook voor deze klachten zijn andere beperkingen aangewezen. De totale behoefte aan slaap en rust is niet toegenomen als gevolg van de medische aandoening. Er is daarom geen medische noodzaak voor extra recuperatieperiodes. De verzekeringsarts b&b wijst erop dat ook andere omstandigheden een rol kunnen spelen bij het optreden van door eiser ervaren vermoeidheid, zoals bijvoorbeeld voortschrijdende deconditionering, ongunstige slaaphygiëne, persoonlijkheidsaspecten, cognitie, motivatie, herstelgedrag en sociale factoren. Verder is bekend dat het verrichten van passende werkzaamheden overdag het dag-nachtritme veeleer ten goede komt. Dat geeft ook in psychologisch opzicht een beter perspectief in het dagelijks leven. De verzekeringsarts b&b concludeert dat het voltijds verrichten van arbeid, waarbij er met de reeds opgelegde beperkingen rekening wordt gehouden, niet zal leiden tot schade aan de gezondheid.
Ook ziet de verzekeringsarts b&b geen redenen om te veronderstellen dat eiser over dermate korte aandachtspanne zou beschikken dat verdere beperkingen ten aanzien van veiligheidsaspecten zouden kunnen worden onderbouwd. Hij wijst erop dat op het spreekuur bij de verzekeringsarts in de loop van het gesprek aandachtsproblemen bij eiser optreden en dat passende beperkingen zijn opgelegd voor het langdurig vasthouden van de aandacht.
Eiser heeft op de nadere rapportage van de verzekeringsarts b&b gereageerd en zijn stellingen gehandhaafd. Eiser verwijst naar het rapport van [naam verzekeringsarts 3] en stelt dat evident is dat de forse slaapproblematiek invloed heeft op de energiehuishouding en aanleiding geeft tot een urenbeperking. Ook stelt eiser dat zijn aandachtsboog zeer kort is. Daar is onvoldoende rekening mee gehouden.
4.5
De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van de door eiser gestelde lichamelijke en psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd, geeft de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen van het UWV hebben aangenomen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de door eiser ingeschakelde verzekeringsarts geen aanvullende informatie bij zijn beoordeling heeft betrokken en dat zijn onderzoeksbevindingen niet wezenlijk verschillen van de onderzoeksbevindingen van het UWV. Hierbij verwijst de rechtbank bijvoorbeeld naar de overwegingen van zowel het psychisch als het lichamelijk onderzoek. Daaruit leidt de rechtbank af dat het verschil in de vaststelling van de belastbaarheid is gelegen in een andere weging van de (medische) informatie door de verzekeringsarts van eiser ten opzichte van de verzekeringsartsen van het UWV.
De rechtbank is van oordeel dat voor de door eiser geclaimde aanvullende beperkingen in de rubriek dynamisch handelen onvoldoende medische onderbouwing is gegeven. Uit de formulering van de medische beschouwing in de rapportage van [naam verzekeringsarts 3] volgt dat de motivering van de gestelde beperkingen is terug te voeren op hetgeen eiser zelf over zijn situatie heeft verklaard, dus op zijn klachtbeleving. Ook voor de door eiser gestelde voorwaarde van gestructureerd routinematige werk in een prikkelarme werkomgeving en de gestelde beperking op leidinggeven ontbreekt een medische onderbouwing. Overigens zijn door het UWV reeds voorwaarden aangenomen voor een voorspelbare werksituatie, werken zonder veelvuldige deadlines of productiepieken, geen hoog handelingstempo en is eiser beperkt geacht voor het omgaan met conflicten.
Ten aanzien van de door eiser gestelde beperking voor persoonlijk risico door medicijngebruik heeft de verzekeringsarts b&b gemotiveerd dat dit niet nodig wordt geacht, omdat er sprake is van een korte gewenningsperiode. Daarom heeft de verzekeringsarts b&b geen (blijvende) beperking op dit punt aangenomen. Eiser heeft geen informatie ingebracht waaruit volgt dat de overweging van de verzekeringsarts b&b over de gewenningsperiode onjuist is. De rechtbank leidt ook uit het dossier niet een zodanig korte aandachtspanne af dat hierdoor het persoonlijk risico beperkt moet worden. Eiser voert in zijn laatste reactie nog aan dat ook op zitting duidelijk is gebleken dat hij niet in staat is zijn aandacht vast te houden. De rechtbank stelt echter vast dat eiser, volgens de FML, tot een half uur de aandacht kan vasthouden en dat hij beperkt zijn aandacht kan verdelen. De zitting heeft ten minste een halfuur geduurd en op zitting is geen sprake van een (passende) werksituatie. De mate waarin eiser op zitting zijn aandacht heeft kunnen vasthouden, zegt dan ook weinig over de belastbaarheid van eiser op dit punt.
Voor wat betreft de gestelde urenbeperking geldt dat de hoofdregel bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling uitgaat van voltijds inzetbaarheid. Een urenbeperking is een afwijking van de hoofdregel. Eiser claimt een urenbeperking op basis van een stoornis in de energiehuishouding. De door eiser ingeschakelde verzekeringsarts motiveert dit met de overweging dat het een energetisch probleem betreft als gevolg van een slaapstoornis alsmede chronische pijn en ook psychische klachten. De verzekeringsarts b&b heeft het beroep op de urenbeperking gemotiveerd afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b bij de beoordeling terecht de Standaard heeft gevolgd. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de beoordeling van de verzekeringsarts b&b dat geen sprake is van een aandoening die zorgt voor een stoornis in de energiehuishouding. Dit omdat de gezondheidssituatie van eiser geen aandoening betreft, die zorgt voor een gebrek aan energie noch een aandoening die zorgt voor uitputting. De rechtbank acht het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat geen verminderde mogelijkheden tot recuperatie aanwezig zijn voldoende gemotiveerd. De rechtbank kan de redenering van de verzekeringsarts b&b volgen dat aan de verstoring van het dag-nachtritme medische aandoeningen ten grondslag liggen, die zelf geen verstoring in de energiehuishouding behelzen. Overigens zijn er voor de lichamelijke en psychische beperkingen andere passende beperkingen aangenomen. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende gebleken van de door eiser gestelde slaapstoornis als ziekte. Uit de brief van het Centrum voor Slaapgeneeskunde blijkt ook niet dat de diagnose is gesteld, maar wordt “comorbide chronische insomnie bij patiënt met parasomnie (EHS)” vermeld als werkhypothese. Alles overwegende, heeft het UWV de gestelde urenbeperking kunnen afwijzen.
Niet gebleken is dat in de FML van 3 oktober 2019 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Monteur reparatie smartphones/tablets (Sbc-code 267032), Medewerker intern transport (Sbc-code 111220) en Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (Sbc-code 267071).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 11 november 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 22 april 2020. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Zijn standpunt dat eiser niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat het UWV zijn beperkingen heeft onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.5 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 57,57%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 10 november 2019 heeft vastgesteld op 57,57%
.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, op 1 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak (mede) te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.