ECLI:NL:RBZWB:2022:5126

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
12/000304-04
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hervatting van de verpleging van overheidswege in het kader van terbeschikkingstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 september 2022 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot hervatting van de verpleging van overheidswege van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1986 en thans gedetineerd in PI Middelburg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde in het verleden is veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf en TBS met verpleging van overheidswege heeft opgelegd gekregen wegens ernstige misdrijven, waaronder doodslag. De TBS is op 12 februari 2007 aangevangen en is voorwaardelijk beëindigd op 8 februari 2018. De rechtbank heeft de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege afgewezen, omdat er geen hoog recidiverisico op ernstige geweldsdelicten is vastgesteld. De rechtbank heeft echter wel de voorwaarden van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging gewijzigd en aangevuld, waarbij ambulante behandeling en toezicht door de reclassering zijn voorgeschreven. De rechtbank heeft benadrukt dat de terbeschikkinggestelde moet voldoen aan de voorwaarden, waaronder het wonen bij zijn broer en abstinentie van harddrugs. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de adviezen van deskundigen en de procesgang.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Parketnummer: 12/000304-04
beslissing van de meervoudige kamer van 7 september 2022
op de vordering van de officier van justitie tot hervatting van de verpleging van overheidswege in het kader van de terbeschikkingstelling van:
[terbeschikkinggestelde]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
thans gedetineerd te PI Middelburg, locatie Torentijd, 4337 PE Middelburg, Torentijdweg 1.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- het advies van GGZ Reclassering Limburg (hierna: de reclassering) van 7 juni 2022;
- de vordering van de officier van justitie van 8 juni 2022, die strekt tot hervatting van de verpleging van overheidswege;
- het bevel van de rechter-commissaris van 9 juni 2022, dat strekt tot toewijzing van de vordering tot voorlopige hervatting van de verpleging van overheidswege;
- het proces-verbaal van de openbare zitting van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank van 13 juni 2022;
- het 16e voortgangsverslag tbs van de reclassering van 28 juni 2022;
- het rapport van het psychiatrisch onderzoek van psychiater dr. W.J. Canton van juli 2022;
- het e-mailbericht van [naam] van 16 juli 2022;
- het rapport van GGZ Reclassering Noord- en Midden-Limburg van augustus 2022.

2.De procesgang

Bij vonnis van de rechtbank Middelburg van 13 juli 2005 is betrokkene veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest, en is aan hem TBS met verpleging van overheidswege opgelegd, wegens medeplegen van doodslag, diefstal in vereniging en opzetheling.
De rechtbank constateert dat het voor wat betreft het medeplegen van doodslag gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
De TBS is op 12 februari 2007 aangevangen.
Bij beslissing van 8 februari 2018 is de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd.
De TBS is laatstelijk bij beslissing van 9 februari 2022 verlengd voor een termijn van één jaar, met behoud van de voorwaarden.
Bij bevel van 9 juni 2022 heeft de rechter-commissaris de vordering tot voorlopige hervatting van de verpleging van overheidswege toegewezen.
Ter zitting van 13 juni 2022 heeft de rechtbank de behandeling van de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege aangehouden en de officier van justitie de opdracht gegeven om de reclassering te verzoeken om bij de Rooyse Wissel na te gaan of het traject met betrokkene aldaar kan worden voortgezet, en zo nee, een indicatiestelling aan te vragen bij het ministerie om te beoordelen of er een andere instelling is waar voortzetting van het traject zou kunnen plaatsvinden. Verder heeft de rechtbank de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris teneinde psychiater Canton als deskundige te benoemen en door hem over betrokkene een nader rapport op te laten maken met betrekking tot de ontwikkelingen die zich recent hebben voorgedaan en zijn opvatting over het verdere verloop kenbaar te maken.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 24 augustus 2022 is de officier van justitie mr. P.W.P. Emmen gehoord.
Tevens is betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te ’s-Gravenhage.
Verder zijn als deskundigen gehoord W.J. Canton en [reclasseringsmedewerker] , unitmanager en portefeuillehouder tbs bij Reclassering Eindhoven.

3.Het advies van de reclassering

De reclassering heeft in haar advies van 7 juni 2022 geadviseerd om hervatting van de
TBS met verpleging te overwegen, omdat betrokkene zich niet zou houden aan de voorwaarden en zij geen mogelijkheden ziet voor gedragsverandering en risicobeperking in het kader van de voorwaardelijke beëindiging. Verder blijkt uit dit advies dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat.
Uit het voortgangsverslag van de reclassering van 28 juni 2022 blijkt dat zij heeft onderzocht of een nieuwe opname van betrokkene bij de Rooyse Wissel tot de mogelijkheden behoort. Hieruit is gebleken dat het voor de Rooyse Wissel wegens onder meer het door betrokkene getoonde ongewenste gedrag en de schending van het vertrouwen onmogelijk is om het traject met betrokkene aldaar voort te zetten.
De reclassering heeft daarop op 16 juni 2022 een indicatiestelling aangevraagd bij het
NIFP-IFZ Zuid-Nederland.
Verder blijkt uit het voortgangsverslag dat het recidiverisico nog steeds als hoog wordt ingeschat.
Uit het rapport van de reclassering van augustus 2022 blijkt dat zij het recidiverisico hoog acht indien de TBS wegvalt. Risicofactoren zijn met name het gewelddadige indexdelict, aanwezigheid van psychische problematiek, alcohol- en drugsmisbruik en problemen op het gebied van partner- en sociale relaties. De kans op een soortgelijk delict als het indexdelict wordt ingeschat als laag. Het indexdelict vond onder zeer specifieke omstandigheden plaats. Betrokkene was dakloos, gebruikte verschillende soorten drugs, hij had geen dagbesteding of structuur en ging vooral om met andere druggebruikers.
De door deskundige Canton geadviseerde voorwaarden zijn te minimaal om het door de reclassering hoog ingeschatte (algemene) risico op recidive te verminderen, dan wel te voorkomen.
Ook in dit rapport wordt geadviseerd de TBS met verpleging van overheidswege te hervatten. Betrokkene houdt zich niet aan de voorwaarden en de reclassering ziet nog steeds geen mogelijkheden voor gedragsverandering en risicobeperking in het kader van de voorwaardelijke beëindiging.
Deskundige [reclasseringsmedewerker] heeft ter zitting verklaard dat de bij het NIFP-IFZ Zuid-Nederland aangevraagde indicatiestelling niet is afgegeven. Volgens haar is het recidiverisico nog steeds hoog, maar de kans op een soortgelijk delict wordt als laag ingeschat. Betrokkene heeft zich niet aan de voorwaarden gehouden en heeft al meerdere keren kunnen oefenen met een ambulante behandeling. Er is getracht stappen te zetten binnen een resocialisatietraject, hetgeen wegens meerdere time-out plaatsingen moeizaam is verlopen.
Indien de reclassering de opdracht krijgt om de begeleiding voort te zetten conform de door deskundige Canton geadviseerde lijn, dan zal zij aan deze opdracht voldoen en voorwaarden formuleren.

4.Het advies van de externe gedragsdeskundige

Uit het rapport van deskundige Canton van juli 2022 blijkt dat bij betrokkene sprake is van een borderline en antisociale persoonlijkheidsstoornis en mede als gevolg daarvan van een vergrote verslavingsgevoeligheid.
Het risico op ernstige geweldsdelicten wordt ingeschat als laag. Gelet hierop is een verdere klinische behandeling niet meer opportuun. Daarbij komt dat betrokkene al veel behandeling heeft gehad gericht op de risicofactoren, dat zijn motivatie voor verdere intensieve behandeling laag is en dat zijn verdere verandermogelijkheden zeer beperkt zijn. Betrokkene zal het moeten doen met wat hij tot nu toe heeft geleerd en hij zal dit in de praktijk moeten brengen. Gelet op het risicoprofiel van betrokkene is een ambulante behandeling voldoende.
Geadviseerd wordt om de voorwaardelijke beëindiging voort te zetten tot aan de volgende verlengingszitting met een aanpassing van de voorwaarden en de TBS niet om te zetten in een TBS met bevel tot dwangverpleging. Verder wordt geadviseerd om de voorwaarden van de huidige voorwaardelijke beëindiging te wijzigen, uitgaande van een situatie, waarin betrokkene zelfstandig woont en werkt. In het kader van het risicomanagement zou in de voorwaarden in ieder geval ambulante forensische psychiatrische begeleiding, voortzetting van de financiële bewindvoering en controle op het gebruik van harddrugs moeten worden opgenomen. Hiervoor zal betrokkene zelf de nodige inzet moeten tonen en verantwoordelijkheid moeten nemen, waarbij de verslavingsreclassering die eerder toezicht hield, wellicht het toezicht kan overnemen.
Ter zitting heeft de deskundige de bevindingen en het in zijn rapport uitgebrachte advies bevestigd en daaraan het volgende toegevoegd. De situatie van betrokkene is nu stabieler en het recidiverisico is niet zodanig hoog dat dit veel beveiliging en behandeling rechtvaardigt. Het voorstel van de deskundige is om de TBS bij de eerstvolgende zitting te beëindigen en de tijd die nu nog resteert te overbruggen met minimale voorwaarden. De deskundige stelt dat het van belang is om de ambulante behandeling op te starten, zodat betrokkene kan worden gestuurd in een minder streng kader. Volgens hem is het haalbaar dat ten behoeve van de ambulante behandeling een intake binnen twee weken na de zitting van 24 augustus 2022 wordt gepland. Betrokkene zou zich in dit kader al vanuit de PI kunnen aanmelden bij GGz Breburg. Verder is het van groot belang dat betrokkene huisvesting heeft, een baan zoekt en deze ook op korte termijn heeft en abstinent blijft van harddrugs.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege moet worden afgewezen, nu uit het rapport van deskundige Canton en zijn ter zitting daaraan toegevoegde bevindingen is gebleken dat er geen sprake is van een hoog recidiverisico op ernstige geweldsdelicten. Daarnaast vordert hij de voorwaarden die in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging golden, te wijzigen conform het advies van deskundige Canton. Betrokkene zal bij zijn broer, [naam] , moeten wonen, zo spoedig mogelijk werk moeten vinden en er moet sprake zijn van urinecontroles op harddrugs. Verder acht hij een meldplicht bij de reclassering van belang.

6.Het standpunt van de verdediging

Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij zich kan vinden in de door deskundige Canton geadviseerde voorwaarden en in staat is om zich daaraan te houden. Verder heeft hij verklaard dat hij vanuit de PI een baan heeft gevonden.
De verdediging verzoekt de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege af te wijzen en de voorwaarden die in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging golden, te wijzigen conform het advies van deskundige Canton. Daarbij heeft zij opgemerkt dat de voorwaarde met betrekking tot het wonen bij zijn broer zodanig moet worden geformuleerd dat betrokkene bij zijn broer gaat wonen, totdat er een alternatief is en zolang de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging nog voortduurt.

7.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank is bevoegd om van de vordering kennis te nemen, omdat zij in eerste aanleg kennis heeft genomen van de misdrijven ter zake waarvan de TBS is gelast.
Het onderzoek heeft aanvankelijk binnen één maand na het indienen van de vordering tot hervatting van de verpleging van overheidswege plaatsgevonden en is na aanhouding voortgezet.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vordering.
De rechtbank stelt vast dat er nog altijd sprake is van een stoornis. Om tot hervatting van de verpleging van overheidswege te kunnen besluiten, moet er daarnaast nog sprake zijn van een recidivegevaar dat de hervatting rechtvaardigt. Gelet op de bevindingen in het rapport van deskundige Canton en de door hem ter zitting daaraan toegevoegde bevindingen, is er geen sprake van een hoog recidiverisico op ernstige geweldsdelicten, dit wordt als laag ingeschat. Het algemene recidiverisico wordt als matig ingeschat. Gelet hierop wordt aldus niet voldaan aan de vereisten voor hervatting van de verpleging van overheidswege en daarom zal de vordering van de officier van justitie van 8 juni 2022 dan ook worden afgewezen.
Wel is de rechtbank, gelet op het advies van deskundige Canton en hetgeen ter zitting is besproken, van oordeel dat de gewijzigde vordering van de officier van justitie kan worden toegewezen, in die zin dat de rechtbank de voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging zal wijzigen, aanvullen en gedeeltelijk opheffen. Gebleken is dat een verdere klinische behandeling niet meer opportuun is en dat in het kader van het risicoprofiel van betrokkene kan worden volstaan met een ambulante behandeling.
De rechtbank acht het wel van belang dat de ambulante behandeling zo spoedig mogelijk door de reclassering zal worden gerealiseerd en zal dit dan ook in de voorwaarden tot uitdrukking brengen.
Verder zal de rechtbank nog steeds een voorwaarde met betrekking tot het geven van inzicht in financiën opnemen. Ook is van belang dat betrokkene abstinent blijft van harddrugs. Daarnaast zal betrokkene bij zijn broer moeten wonen, totdat er in overleg met de reclassering een alternatieve woonvoorziening is.
Hierna zal de rechtbank onder de beslissing opnemen welke voorwaarden worden behouden, hoe de voorwaarden worden gewijzigd, welke aanvullende voorwaarde wordt gesteld en welke voorwaarden worden opgeheven.

8.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering van de officier van justitie van 8 juni 2022 af;
- wijst de gewijzigde vordering van de officier van justitie toe;
- behoudt de volgende eerder aan betrokkene opgelegde voorwaarden:
* betrokkene houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegevendoor de aangewezen reclasseringsorganisatie en moet zich zo frequent melden als dereclassering dat nodig acht. Daarnaast werkt betrokkene mee aan huisbezoeken door dereclassering;
* betrokkene zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met zijn behandelaren ende reclassering;
* betrokkene pleegt geen strafbare feiten;* betrokkene geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen vaninformatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goedebehandeling c.q. begeleiding in het kader. Tevens verleent hij zijn medewerking aan hetmaken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier en zal hij meewerken aan deidentificatieplicht;
* tijdens de gehele TBS maatregel is het voor betrokkene niet toegestaan om zich buiten hetEuropese deel van het Koninkrijk der Nederlanden te begeven;
- wijzigt de eerder aan betrokkene opgelegde voorwaarden in dier voege dat deze als volgt komen te luiden:
* betrokkene conformeert zich aan een ambulante (vervolg)behandeling bij een forensischepolikliniek of een soortgelijke instelling, ook als dit inhoudt inname van voorgeschreven medicatie. In dit kader zal de reclassering ervoor moeten zorgdragen dat de ambulante behandeling zo spoedig mogelijk zal worden gerealiseerd;
* betrokkene heeft in overleg met de reclassering een, naar zijn vermogen, adequatedagbesteding;
* betrokkene zal geen omgang hebben met personen die zijn resocialisatie in gevaar(kunnen) brengen;
* betrokkene geeft inzicht in zijn financiën als daarom verzocht wordt door zijn bewindvoerder;
* betrokkene zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor de reclassering;
* betrokkene is abstinent van harddrugs gebruik en hij zal zich onderwerpen aan controles hierop. Wat betreft softdrugsgebruik (cannabis) dient betrokkene zich te houden aan de richtlijnen van de reclassering omtrent softdrugsgebruik, ook als dit volledige abstinentie inhoudt. Indien van toepassing verleent betrokkene zijn medewerking aan controle hierop middels urinecontroles, blaastesten etc.;
- vult de eerder aan betrokkene opgelegde voorwaarden aan met de volgende voorwaarde:

* betrokkene zal bij zijn broer, [naam] , wonen te [adres] , totdat in overleg met de reclassering een alternatieve woonvoorziening is gevonden;

- heft de volgende eerder aan betrokkene opgelegde voorwaarden op:
* betrokkene werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerdecrisissituatie mee aan een (tijdelijke) terugplaatsing in de gesloten unit van de FPA of eensoortgelijke instelling of (tijdelijke) terugplaatsing in het FPC;* betrokkene geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemdevoorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;* in aansluiting op zijn klinische behandeling werkt betrokkene mee aan plaatsing in eennadere door NIFP-IFZ-DIZ te indiceren instelling voor beschermd wonen/begeleid wonenof maatschappelijke opvang. Dit om op een goede wijze te resocialiseren en zolang dereclassering dit, in overleg met de behandelaren, noodzakelijk acht;* betrokkene verblijft op FPK De Woenselse Poort of een FPA of soortgelijke instelling,zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, zal zich daar houden aan de daar geldendehuis- en leefregels c.q. voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierinbegeleidbaar op en conformeert zich aan de geboden behandeling, ook als dit inhoudtinname van voorgeschreven indicatie;
- draagt de reclassering op hulp en steun te verlenen aan betrokkene hij de naleving van de voorwaarden.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.A. Huwae en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 september 2022.
Mr. Nomes en de griffier zijn niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.