ECLI:NL:RBZWB:2022:5121

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
02-316114-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en seksueel misbruik van een minderjarige met TBS-maatregel

Op 8 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van een minderjarige. De verdachte, geboren in 1977 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.E.J.E. Kouijzer. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 25 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van seksueel misbruik, waaronder verkrachting, ontuchtige handelingen en het in bezit hebben van kinderporno, gepleegd in de periode van 1 september 2019 tot en met 12 november 2020.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank overwoog dat de verdachte, die 28 jaar ouder was dan het slachtoffer, misbruik had gemaakt van zijn positie als vertrouwenspersoon. De verdachte had het slachtoffer gedwongen tot seksuele handelingen en had haar in een kwetsbare situatie gebracht, waarbij ook sprake was van geestelijk overwicht. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte het slachtoffer had verkracht en ontuchtige handelingen had gepleegd, en dat hij kinderporno had vervaardigd en in bezit had gehad.

De rechtbank legde een gevangenisstraf van 21 maanden op, met aftrek van voorarrest, en besloot tot de oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden. De rechtbank achtte het noodzakelijk dat de verdachte behandeld zou worden voor zijn problematiek, gezien het hoge recidiverisico. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 10.000,- toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en dat de verdachte verantwoordelijk was voor zijn daden, ondanks zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/316114-21
vonnis van de meervoudige kamer van 8 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats],
wonende te [adres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Vught, afdeling PPC,
te 5263 NT Vught, Lunettenlaan 501,
raadsvrouw mr. C.E.J.E. Kouijzer, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 augustus 2022, waarbij de officier van justitie mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 september 2019 tot en met 12 november 2020/6 december 2021
feit 1:(primair) [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer]) heeft verkracht dan wel (subsidiair) dat hij seks heeft gehad met [slachtoffer], waarvan hij wist dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand kon bieden;
feit 2:seks heeft gehad met [slachtoffer], terwijl zij de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt;
feit 3:(primair) door andere feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen dan wel (subsidiair) dat hij ontuchtige handelen heeft gepleegd met [slachtoffer], terwijl zij de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt;
feit 4:kinderporno in zijn bezit heeft gehad en heeft verspreid.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten en wijst daarbij op de bekennende verklaring van verdachte. Er wordt wel verweer gevoerd ten aanzien van een aantal feitelijkheden bij feit 1 en feit 3.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 en feit 3
Ten laste gelegde dwangmiddelen
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte het niet eens is met de strekking van alle, voortkomend uit de aangifte van [slachtoffer], ten laste gelegde feitelijkheden. De rechtbank overweegt hieromtrent dat zij, gelet op de problematiek van [slachtoffer], behoedzaam met haar verklaring zal omgaan. Dit betekent dat de rechtbank haar verklaring alleen voor het bewijs gebruikt als deze wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank overweegt over vorenbedoelde feitelijkheden, per afzonderlijk gedachtestreepje bij de tenlastegelegde feiten, het volgende:
- ‘ de fysieke aanrakingen geleidelijk aan heeft opgevoerd van een arm om die [slachtoffer] heen te slaan en knuffelen naar seksuele handelingen, waarbij verdachte door de opbouw het verzet kon breken bij die [slachtoffer]’:
De rechtbank acht niet bewezen dat de fysieke aanrakingen bewust werden opgevoerd door verdachte om het verzet bij [slachtoffer] te verbreken. Dat deel van dit gedachtestreepje zal uit de bewezenverklaring worden gestreept. De rechtbank acht wel bewezen dat de fysieke aanrakingen geleidelijk werden opgevoerd van knuffelen naar seksuele handelingen.
- ‘ als een soort vertrouwenspersoon voor die [slachtoffer] heeft opgetreden toen die [slachtoffer] conflicten had met haar ouders en/of geregeld wegliep van haar ouders’;
De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt dat verdachte, hoewel niet direct met het idee om [slachtoffer] seksueel te misbruiken, wel als vertrouwenspersoon voor haar is opgetreden. [slachtoffer] kon bij verdachte terecht op de momenten dat zij niet thuis bij haar ouders wilde zijn en bij niemand anders terecht kon. Daarnaast blijkt bijvoorbeeld uit de verklaring van de zus van [slachtoffer] dat verdachte met [slachtoffer] mee naar hen toe is gegaan en aldaar thuis over de situatie van [slachtoffer] heeft gesproken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit gedachtestreepje wettig en overtuigend bewezen kan worden.
- ‘ wist dat die [slachtoffer] heel veel hield van zijn, verdachtes, huisdieren’;
- ‘ die [slachtoffer] meerdere malen heeft aangegeven dat hij, verdachte, zijn huisdieren pijn zou doen als die [slachtoffer] niet deed wat verdachte wilde;
De rechtbank streept bovenstaande gedachtestreepjes uit de bewezenverklaring. Het dossier bevat onvoldoende bewijs voor de stelling dat verdachte zijn huisdieren mishandelde.
- ‘ die [slachtoffer] in de situatie te brengen dat zij veelvuldig moest liegen tegen haar ouders om de precieze relatie tussen hun beide geheim te kunnen houden’;
De rechtbank overweegt dat past bij het hebben van een seksuele relatie als 42-jarige met een veertienjarige, dat hierover gelogen wordt. Verdachte heeft ook verklaard dat hij het niet prettig zou vinden als [slachtoffer] het van de daken zou schreeuwen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft hij [slachtoffer] dan ook niet gedwongen om te liegen tegen haar ouders, maar heeft hij haar, door een seksuele relatie met haar aan te gaan, wel in deze situatie gebracht.
- ‘ het aanmoedigen dat die [slachtoffer] veelvuldig alcohol en weed en GHB en amfetamine zou gebruiken, waardoor die [slachtoffer] ontvankelijker werd voor de wensen van verdachte’;
De rechtbank overweegt dat verdachte [slachtoffer] in een situatie heeft gebracht waar heel veel drugs en alcohol werd gebruikt en waar drugs en alcohol in overvloed aanwezig waren. Verdachte heeft [slachtoffer] niet van deze middelen afgehouden dan wel ontmoedigd deze te gebruiken, waardoor naar het oordeel van de rechtbank dit gedachtestreepje bewezen kan worden.
Feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4
Ten laste gelegde periode
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de seksuele handelingen pas plaats hebben gevonden vanaf het moment dat [slachtoffer] de leeftijd van vijftien jaar had bereikt, te weten vanaf 15 februari 2020. De rechtbank overweegt dat het dossier meerdere foto’s bevat waarop te zien is dat verdachte seksuele handelingen verricht met [slachtoffer]. Op een foto, gemaakt op 25 januari 2020, is te zien dat [slachtoffer] verdachte pijpt. [slachtoffer] was op dat moment nog geen vijftien jaar oud. De rechtbank gaat derhalve aan dit verweer voorbij.
Feit 1, feit 2 en feit 3
Eendaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van deze bewezen verklaarde feiten geldt dat sprake is van steeds één samenstel van verschillende gedragingen die drie zelfstandige strafbare feiten opleveren. Verdachte heeft immers [slachtoffer] gedurende de periode van 1 september 2019 tot en met 12 november 2020 op verschillende tijdstippen verkracht, maar haar in diezelfde periode ook seksueel misbruikt en hij heeft ook ontuchtige handelingen met haar gepleegd. Deze gedragingen vloeien voort uit (steeds) één en hetzelfde wilsbesluit. Hierbij geldt dat met voornoemde strafbare feiten hetzelfde rechtsbelang wordt geschonden en ook dat deze naar maatstaven van tijd en plaats zodanig samenvallen dat sprake is van één feit dat onder meer strafbepalingen is te rubriceren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 1, 2 en 3.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1
september 2019 tot en met 12 november 2020 te Colijnsplaat, gemeente
Noord-Beveland,
door
een andere feitelijkheid, te weten [slachtoffer] heeft gedwongen tot
het ondergaan van meer handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer] gebracht
en zijn penis in de mond en de vagina van die [slachtoffer]
gebracht en bestaande die andere feitelijkheid hierin dat
verdachte:
- 28 jaar ouder was dan die [slachtoffer], en
- de fysieke aanrakingen geleidelijk aan heeft opgevoerd van een arm om
die [slachtoffer] heen te slaan en knuffelen naar seksuele handelingen, en
- die [slachtoffer] heeft aangegeven dat hij verliefdheidsgevoelens voor haar
had, en
- als een soort vertrouwenspersoon voor die [slachtoffer] heeft opgetreden
toen die [slachtoffer] conflicten had met haar ouders en geregeld wegliep
van haar ouders, en
- haar in vertrouwen heeft genomen over het feit dat hij, verdachte, in
het verleden zelf misbruikt is geweest, en
- die [slachtoffer] in de situatie te brengen dat zij veelvuldig moest liegen
tegen haar ouders om de precieze relatie tussen hun beiden geheim te
kunnen houden, en
- het aanmoedigen dat die [slachtoffer] veelvuldig alcohol en weed en
GHB en amfetamine zou gebruiken, waardoor die [slachtoffer]
ontvankelijker werd voor de wensen van verdachte, en
(aldus) geestelijk overwicht op die [slachtoffer] had en een
afhankelijkheidsrelatie heeft doen ontstaan waardoor die [slachtoffer] zich
niet aan bovengenoemde handelingen kon en durfde te onttrekken;
feit 2op meer tijdstippen in de periode van 1
september 2019 tot en met 12 november 2020 te Colijnsplaat, gemeente
Noord-Beveland,
met [slachtoffer], geboren op [geboortedag slachtoffer]-2005, die de leeftijd van twaalf
jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, telkens
een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of
mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer], hebbende verdachte zijn vingers in de vagina van die [slachtoffer]
gebracht en zijn penis in de mond en vagina van die De
Waal gebracht.
feit 3op meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1
september 2019 tot en met 12 november 2020 te Colijnsplaat, gemeente
Noord-Beveland, in elk geval in Nederland,
door
een andere feitelijkheid,
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van een
of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van de borsten
en billen en vagina van die [slachtoffer] en het zoenen van die [slachtoffer] en
het naakt op die [slachtoffer] gaan liggen en die [slachtoffer] zijn, verdachtes,
penis te laten betasten en het likken van de vagina,
van die [slachtoffer] en bestaande die andere feitelijkheid
hierin dat verdachte:
- 28 jaar ouder was dan die [slachtoffer], en
- de fysieke aanrakingen geleidelijk aan heeft opgevoerd van een arm om
die
heen te slaan en knuffelen naar seksuele handelingen, en
- die [slachtoffer] heeft aangegeven dat hij verliefdheidsgevoelens voor haar
had, en
- als een soort vertrouwenspersoon voor die [slachtoffer] heeft opgetreden
toen die [slachtoffer] conflicten had met haar ouders en geregeld wegliep
van haar ouders, en
- haar in vertrouwen heeft genomen over het feit dat hij, verdachte, in
het verleden zelf misbruikt is geweest, en
- die [slachtoffer] in de situatie te brengen dat zij veelvuldig moest liegen
tegen haar ouders om de precieze relatie tussen hun beiden geheim te
kunnen houden, en
- het aanmoedigen dat die [slachtoffer] veelvuldig alcohol en weed en
GHB en amfetamine zou gebruiken, waardoor die [slachtoffer]
ontvankelijker werd voor de wensen van verdachte, en
(aldus) geestelijk overwicht op die [slachtoffer] had en een
afhankelijkheidsrelatie heeft doen ontstaan waardoor die [slachtoffer] zich
niet, aan bovengenoemde handelingen kon en durfde te onttrekken;
feit 4in de periode van 1 september 2019 tot en met 6
december 2021 te Colijnsplaat, gemeente Noord-Beveland,
meermalen,
telkens
meerdere afbeeldingen,
te weten foto's en video's - (vanaf blz 100 t/m 108 en blz
160 t/m 164 van het dossier)
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van
achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is
betrokken, heeft
vervaardigd, verworven, in bezit gehad en
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk
de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven -
bestonden uit:
- het met een penis oraal en vaginaal penetreren van het lichaam
van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
en
- het (laten) betasten van de geslachtsdelen en borsten en billen
van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet
heeft bereikt door een volwassen persoon, en
- het betasten en likken van de vagina van een persoon die
kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt, en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van een persoon
die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt,
waarbij door het camerastandpunt en de (onnatuurlijke) pose en
de wijze van kleden van die persoon nadrukkelijk de (ontblote)
geslachtsdelen in beeld gebracht worden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert hij aan verdachte op te leggen een TBS-maatregel met voorwaarden, met daaraan alle voorwaarden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. Tevens vordert hij oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw geeft aan dat verdachte open staat voor behandeling en dat hij zich niet verzet tegen een TBS-maatregel met voorwaarden. Hij is bereid zich aan de voorwaarden te houden. Het is gewenst dat daarbij de dadelijke uitvoerbaarheid wordt uitgesproken van alle voorwaarden die de rechtbank noodzakelijk acht. De verdediging verzoekt daarnaast om geen lange gevangenisstraf meer op te leggen, maar een straf gelijk aan het voorarrest, zodat verdachte snel met zijn behandeling aan de slag kan. Daarnaast verzoekt de verdediging een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft gedurende de periode van meer dan een jaar [slachtoffer], een kwetsbaar jong meisje, seksueel misbruikt, waarbij ook sprake is geweest van seksueel binnendringen van het lichaam. Ook heeft hij zich in diezelfde periode schuldig gemaakt aan verkrachting. Het seksuele misbruik is begonnen toen [slachtoffer] veertien jaar oud was en vond steeds plaats in de woning van verdachte. Hij heeft verschillende seksuele handelingen bij haar verricht en er is ook meerdere keren sprake geweest van seksueel binnendringen. Daarbij heeft verdachte alleen aan de bevrediging van zijn eigen seksuele lustgevoelens gedacht en zich niets aangetrokken van de kwetsbare en ongelijkwaardige positie waarin [slachtoffer] zich bevond. Door zo te handelen heeft verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [slachtoffer]. Het is algemeen bekend dat door seksueel misbruik de normale seksuele en persoonlijke ontwikkeling van slachtoffers ernstig kan worden geschaad en dat zij daarvan nog lang psychische klachten (kunnen) ondervinden. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vervaardigen, verwerven en in het bezit hebben van kinderporno. Verdachte heeft [slachtoffer] niet alleen seksueel misbruikt, hij heeft een en ander ook vastgelegd in afbeeldingen. De rechtbank rekent hem dit zwaar aan.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 7 februari 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Ook houdt zij rekening met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Maatregel(en)
Bij het bepalen van de hoogte van de aan verdachte op te leggen straf is van belang of verdachte al dan niet (verminderd) toerekeningsvatbaar was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten en of aan hem de TBS-maatregel met voorwaarden moet worden opgelegd.
Bij de beoordeling van die vraag slaat de rechtbank acht op de rapportages van psychiater J.R. Nijdam van 4 mei 2022 en GZ-psychologen S. Labrijn en A. Verhaert van 14 mei 2022. De deskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis, een PTSS, een licht verstandelijke beperking en een stoornis in het gebruik van alcohol, cannabis, speed en waarschijnlijk ook GHB, ernstig, in gedwongen remissie. Als gevolg hiervan was verdachte niet in staat om zijn leven op de rails te krijgen en zocht hij contact met [slachtoffer], mede ook omdat zijn relatie stuk was gelopen. Hoewel hij wist dat zij minderjarig en ook verstandelijk beperkt was is hij met deze relatie, die al snel tot seksueel contact leidde, doorgegaan en lukte het hem ook niet, als hij dat al wilde, om er mee te stoppen. Verdachte was ten tijde van de bewezen verklaarde feiten vaak onder invloed van middelen, maar moet hiervoor grotendeels zelf verantwoordelijk worden gesteld omdat hij al vaak had ervaren dat gebruik van middelen zijn gedrag in negatieve zin kon beïnvloeden en zijn controle verminderde. Er wordt door de deskundigen geadviseerd om het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op zowel een zedendelict als een geweldsdelict moet ingeschat worden als hoog. De deskundigen adviseren een intensieve behandeling, aanvankelijk klinisch en vervolgens ambulant, met aandacht voor de risicofactoren. Van belang is dat verdachte behandeld wordt waarbij specifiek expertise is met de behandeling van zedendelinquenten en mensen met een verstandelijke beperking. Zij adviseren een TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen.
Ook houdt de rechtbank rekening met het rapport van de reclassering van 4 juli 2022, waarin zij positief adviseert over een TBS-maatregel met voorwaarden en zich ook heeft uitgelaten over de te stellen voorwaarden. De reclassering benadrukt nogmaals dat het van belang is voor verdachte dat hij een behandeling krijgt aangeboden in een omgeving die forensisch scherp is, die de gelegenheid geeft om verdachte op alle aspecten van zijn diagnostiek en delictgedrag te behandelen inclusief gefaseerd terug te keren naar de maatschappij.
De rechtbank neemt de conclusies van voornoemde deskundigen over. Verdachte wordt ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd. Gelet op de conclusies en adviezen van de deskundigen en mede gezien de ernst van het feit en de problematiek van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden noodzakelijk is. Daarmee is er een stevig kader waarin langdurige behandeling van verdachte kan plaatsvinden. De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van TBS. Bij verdachte bestonden ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornissen van zijn geestvermogens. Op de gepleegde misdrijven is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist de maatregel, omdat sprake is van ernstige stoornissen en een hoog recidiverisico. Tevens is, mede gelet op wat hiervoor is overwogen, aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit voldaan. Aan de TBS-maatregel zal de rechtbank de door de reclassering in het rapport geadviseerde voorwaarden verbinden. Verdachte heeft ter zitting verklaard bereid te zijn tot naleving van deze voorwaarden.
Naast de maatregel van TBS met voorwaarden zal de rechtbank ook een maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreëerd om verdachte ook na afloop van de TBS-maatregel onder toezicht te stellen indien dat in verband met dan bestaande risico's noodzakelijk is. Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel is voldaan. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel, en indien nodig onder welke voorwaarden, zal in de laatste fase van de aan verdachte opgelegde terbeschikkingstelling plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.
Gevangenisstraf
Naast de TBS met voorwaarden zal de rechtbank ook aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 21 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank acht deze straf gelet op de ernst van de feiten en de persoon van verdachte passend en geboden. De rechtbank zal dus niet, zoals door de verdediging gevraagd, een straf opleggen gelijk aan het voorarrest. Wel zal de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS-maatregel met voorwaarden bevelen, zodat zo snel mogelijk, na invrijheidsstelling, met een passende behandeling gestart kan worden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 42.213,20, waarvan € 15.000,- ter zake van immateriële schade en € 27.213,20 ter zake van materiële schade voor de feiten 1 tot en met 4.
Materiële schade
De verdediging heeft deze schade gemotiveerd betwist. Op basis van het dossier is niet vast te stellen dat de verhuiskosten van het gezin van [slachtoffer], als verplaatste schade, en de studievertraging aan verdachte zijn toe te rekenen. De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte ontbreekt, zodat geen sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door de bewezen verklaarde feiten. Daarnaast is niet vast te stellen dat de plaatsing van [slachtoffer] in een gesloten instelling volledig samenvalt met de bewezen verklaarde feiten. Er was daarvoor immers ook al sprake van de nodige problematiek. Het gaat naar het oordeel van de rechtbank te ver om een en ander in dit strafproces nader te onderzoeken. Dit levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Dat maakt dat ook de reiskosten van de ouders, als verplaatste schade, thans niet voor toewijzing vatbaar zijn. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in het materiële deel van de vordering.
Immateriële schade
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 10.000,- in dit geval een passende schadevergoeding is, en heeft de vordering voor het overige gemotiveerd betwist. De rechtbank overweegt dat de aanhef van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de benadeelde voor ander nadeel dan vermogensschade recht heeft op een ‘naar billijkheid’ vast te stellen schadevergoeding. De rechter komt een grote mate van vrijheid toe bij de bepaling van de omvang van het smartengeld. Het betreft een discretionaire bevoegdheid. De rechter mag rekening houden met alle omstandigheden van het geval.
Bij de begroting van de immateriële schade in deze zaak houdt de rechtbank met name rekening met de omstandigheden waaronder de strafbare feiten hebben plaatsgevonden, zoals deze zijn benoemd bij de strafmaatbepalende factoren en met de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met schadebedragen die eerder zijn toegekend in soortgelijke zaken en met de bereidheid van verdachte om aan de benadeelde partij een schadevergoeding van € 10.000,- te betalen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de omvang van de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid schatten op € 10.000,-. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige deel van de immateriële schade acht de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de einddatum van de bewezen verklaarde periode, te weten 12 november 2020 tot de dag der algehele voldoening.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38, 38a, 38z, 55, 57, 63, 240b, 242, 245 en 246 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 primair:verkrachting, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop met feit 2 en met feit 3;
feit 2:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop met feit 1 en met feit 3;
feit 3 primair:feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop met feit 1 en met feit 2;
feit 4:een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken vervaardigen, verweren en in bezit hebben;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 21 (eenentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte en stelt daarbij als
voorwaarden:
* dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* dat verdachte meewerkt aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
- dat verdachte zich meldt op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
- dat verdachte een of meer vingerafdrukken laat nemen en een geldig identiteitsbewijs laat zien. Dit is nodig om de identiteit van verdachte vast te stellen;
- dat verdachte zich aan de aanwijzingen van de reclassering houdt. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
- dat verdachte de reclassering aan een actuele foto helpt waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde aanwezigheid;
- dat verdachte meewerkt aan huisbezoeken;
- dat verdachte de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- dat verdachte zich niet op een ander adres vestigt zonder toestemming van de reclassering;
- dat verdachte meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht;
* dat verdachte meewerkt aan een time-out in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA), Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of andere instelling (zoals een verslavingsinstelling), als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
* dat verdachte zich laat opnemen in FPA Stevig te Oostrum of een soortgelijke zorginstelling, of bij een forensische klinische instelling met een hoger beveiligingsniveau indien dit noodzakelijk wordt geacht, mede te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zodra FPA Stevig een bed voor hem vrij heeft. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich, aansluitend aan de klinische behandeling, ambulant laat behandelen door een ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, aansluitend aan de klinische behandeling verblijft in een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijft duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden gaat, zonder toestemming van de reclassering;
* dat verdachte zich op het gebied van drugsgebruik houdt aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte zich op het gebied van alcoholgebruik houdt aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
* dat verdachte vermijdt dat hij in aanraking komt met kinderpornografisch materiaal en vermijdt dat er kinderpornografisch materiaal op zijn digitale gegevensdragers komt. Verdachte onthoudt zich op welke wijze dan ook van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden
verkregen;
- het bezoeken van een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen;
* dat verdachte meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of betrokkene kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van verdachte. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
* dat verdachte zich niet zal begeven in besloten ruimten waar zich minderjarigen bevinden zonder toezicht van een volwassene en hij zal geen minderjarigen ontvangen in zijn woning of begeleide/beschermde woonvorm;
* dat verdachte, in overleg met de reclassering mee zal werken aan uitbreiding en consolidatie van zijn sociale netwerk;
* dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
- draagt de reclassering op verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is;
Gedragsbeïnvloedende maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 10.000,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 november 2020 tot aan de dag der voldoening.
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] (feit 1, 2, 3 en 4), € 10.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 november 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 85 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. S. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Willeboordse, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 september 2022.
Mr. Nomes en mr. Van Nieuwkerk zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.