ECLI:NL:RBZWB:2022:5100

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
20/7896
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de aanslag leges omgevingsvergunning door de rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Geertruidenberg beoordeeld. De heffingsambtenaar had een aanslag leges van € 101.200,76 opgelegd voor het in behandeling nemen van drie aanvragen voor omgevingsvergunningen. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag en verzocht om teruggaaf van de leges tot 50% van de kosten. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond en wees het verzoek om vermindering van de leges af.

Tijdens de zitting op 3 juni 2022 bevestigde belanghebbende dat het beroepschrift betrekking had op het verzoek om teruggaaf van leges. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar het verzoek om teruggaaf van leges terecht heeft afgewezen, omdat het verzoek te laat was ingediend. De rechtbank concludeert dat de leges terecht in rekening zijn gebracht en dat het beroep ongegrond is. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

De rechtbank benadrukt dat indien belanghebbende het niet eens is met deze uitspraak, hij binnen zes weken een hogerberoepschrift kan indienen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 20/7896
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [woonplaats] , belanghebbende
en
De heffingsambtenaar van de gemeente Geertruidenberg, de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 juli 2020.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft een aanslag leges van € 101.200,76 opgelegd voor het in behandeling nemen van een drietal aanvragen voor een omgevingsvergunning (hierna: leges).
1.3.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt.
1.4.
Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van de leges tot 50% van de kosten (hierna: het verzoek om teruggaaf van leges).
1.5.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. In hetzelfde geschrift heeft de heffingsambtenaar tevens het verzoek om vermindering van de leges afgewezen.
1.6.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.7.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, bijgestaan door zijn dochter, [dochter] en namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar 1] , [heffingsambtenaar 2] en [heffingsambtenaar 3] .
1.8.
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft drie omgevingsvergunningen aangevraagd voor de bouw van twee kantoorgebouwen op de locatie [locatie] (hierna: kantoor A en kantoor B) alsmede de wijziging van de gevel van het pand gelegen aan de [locatie] (hierna: de gevelwijziging).
2.2.
Aan belanghebbende zijn drie omgevingsvergunningen verleend overeenkomstig zijn aanvragen. De omgevingsvergunningen zijn gedateerd 12 en 13 september 2017.
2.3.
Ter zake van de in behandeling nemen van de aanvragen omgevingsvergunning heeft de heffingsambtenaar leges in rekening gebracht.
2.4.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de leges.
2.5.
Op 2 juli 2019 heeft belanghebbende verzocht om teruggaaf van leges voor zover deze betrekking hebben op kantoor B en de gevelwijziging. Daarbij heeft belanghebbende aangegeven geen uitvoering te zullen geven aan de omgevingsvergunningen met betrekking tot kantoor B en de gevelwijziging.
2.6.
De heffingsambtenaar heeft in één geschrift het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en het verzoek om vermindering van de leges afgewezen.

3.Beoordeling door de rechtbank

Vooraf
3.1.
Ter zitting is vast komen te staan dat er geen uitspraak op bezwaar is gedaan met betrekking tot het verzoek om teruggaaf van leges. Belanghebbende heeft desgevraagd bevestigd dat het beroepschrift ziet op het verzoek om teruggaaf van leges en verzocht om de bezwaarfase over te slaan (prorogatie). De heffingsambtenaar heeft met dit verzoek ingestemd.
Inhoudelijk
3.2.
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht het verzoek om teruggaaf van leges heeft afgewezen. Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, zal de rechtbank tevens oordelen of aan belanghebbende de wettelijke rente dient te worden vergoed. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.3.
Dient de heffingsambtenaar het verzoek om teruggaaf van leges met betrekking tot de omgevingsvergunningen van kantoor B en de gevelwijziging toe te wijzen?
3.4.
Belanghebbende voert in de kern aan dat de reden dat de drie omgevingsvergunningen gelijktijdig zijn aangevraagd is gelegen in de eis van de welstandscommissie, namens de gemeente Geertruidenberg. Hoewel de realisatie van kantoor A, kantoor B en de gevelwijziging plaats zouden vinden over een periode van vijf tot zes jaar, wilde de welstandscommissie een totaaloverzicht hebben waardoor belanghebbende zich genoodzaakt zag om de bouwvergunningen gelijktijdig aan te vragen.
Belanghebbende heeft verder toegelicht dat de omgevingsvergunningen zijn aangevraagd in overleg met zijn huurder. Nadat belanghebbende in juli 2019 van de huurder bericht heeft gekregen dat deze door inkrimping geen behoefte meer heeft aan kantoor B en de gevelwijziging, heeft belanghebbende de heffingsambtenaar verzocht om een deel van de leges, die betrekking hebben op de bouw van kantoor B en de gevelwijziging, terug te geven.
3.5.
De heffingsambtenaar heeft betwist dat namens de gemeente geëist is om de omgevingsvergunningen gelijktijdig aan te vragen. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar toegelicht dat het gebruikelijk is dat door de welstandscommissie om bouwtekeningen wordt gevraagd om het ‘totaalplaatje’ te beoordelen, maar dat dit niet betekent dat ook de omgevingsvergunningen tegelijk moeten worden aangevraagd. Verder heeft de heffingsambtenaar opgemerkt dat de voorfase van de aanvraag van de omgevingsvergunningen niet voor ligt.
Voorts is de heffingsambtenaar van mening dat de leges terecht in rekening zijn gebracht en dat het verzoek om teruggaaf van leges terecht is afgewezen omdat dit verzoek ruimschoots buiten de termijn van 12 maanden is gedaan.
Voorfase aanvraag omgevingsvergunning
3.6.
Ten aanzien van de klacht van belanghebbende dat namens de gemeente geëist is om de drie omgevingsvergunningen tegelijk aan te vragen, stelt de rechtbank voorop dat zij enkel kan oordelen of de heffingsambtenaar – gelet op de legesverordeningen – terecht leges in rekening heeft gebracht. Over deze vraag zal de rechtbank hieronder haar oordeel geven.
Wat betreft de voorfase van de aanvraag van de omgevingsvergunningen, kan belanghebbende – indien hij van mening is dat hij door onjuist of onzorgvuldig handelen van de gemeente ten onrechte is aangezet tot het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning – zich wenden tot het college van burgemeesters en wethouders [1] .
Wettelijk kader
3.7.
Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
3.8.
Op grond van artikel 2, eerste lid, onder a, van de Legesverordening 2017 worden onder de naam ‘leges’ rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
3.9.
In artikel 3.1.1 van Titel 2 van de tarieventabel bij de Legesverordening 2017 (hierna: Tarieventabel) zijn de leges bij een aanvraag om een vergunning voor bouwactiviteiten gerelateerd aan de bouwkosten.
3.10.
Op grond van artikel 1.1.2 van Titel 2 van de Tarieventabel wordt onder ‘bouwkosten’ verstaan: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en technische installatiewerken 2012 (UAV 2012), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de kosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631 (investeringskosten van Gebouwen) en NEN 2580 (Oppervlakten en inhoud van Gebouwen) alsmede het online controle programma van MBCP, “bouwprijzen NBI” dat gebaseerd is op kengetallen aan de hand van de bovengenoemde NEN normen of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
3.11.
Indien voor een omgevingsvergunning de werkelijke bouwkosten na het gereedkomen van de bouw afwijken van het vastgestelde bedrag, is over het verschil afzonderlijk leges verschuldigd op grond van artikel 3.1.1.4 van Titel 2 van de Tarieventabel. Daarbij worden de reeds geheven leges als voorheffing verrekend.
3.12.
Op grond van artikel 5.2 van Titel 2 van de Tarieventabel bestaat aanspraak op teruggaaf van een deel van de leges als de gemeente een verleende omgevingsvergunning voor een project dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit bouw- of aanlegactiviteiten als bedoeld in de onderdelen 3.1, 3.2, en 3.6, intrekt op aanvraag van de vergunninghouder, mits deze aanvraag is ingediend binnen 12 maanden na verlening van de vergunning en van de vergunning geen gebruik is gemaakt. De teruggaaf bedraagt 50% van de op grond van die onderdelen betreffende activiteit verschuldigde leges, met dien verstande dat zij niet minder zullen zijn dan € 220,25.
Beoordeling
3.13.
Belanghebbende heeft drie omgevingsvergunningen aangevraagd die door de gemeente in behandeling zijn genomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft in zoverre het belastbaar feit plaatsgevonden en zijn de leges terecht in rekening gebracht.
3.14.
Ten aanzien van het verzoek om teruggaaf van leges overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op artikel 5.2, van Titel 2, van de Tarieventabel had het verzoek om teruggaaf vóór 12 september 2018 moeten worden ingediend. Niet in geschil is dat belanghebbende voor het eerst op 2 juli 2019 verzocht heeft om teruggaaf van de leges. Dit brengt mee dat het verzoek te laat is gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank is dit verzoek daarom terecht afgewezen.
Dient aan belanghebbende de wettelijke rente te worden vergoed?
3.15.
Nu de leges terecht in rekening zijn gebracht, komt de rechtbank niet toe aan de beantwoording van de vraag met betrekking tot vergoeding van de wettelijke rente.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 26 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 22 juli 1982, ECLI:NL:HR:1982:AW9097.