ECLI:NL:RBZWB:2022:510
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikking en aanslag OZB na intrekking door heffingsambtenaar
Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van SaBeWa. De heffingsambtenaar had op 29 februari 2020 de waarde van een onroerende zaak vastgesteld op € 531.000,- en een aanslag onroerendezaakbelastingen bekendgemaakt. De belanghebbende maakte bezwaar tegen deze beschikking, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de procedure heeft de heffingsambtenaar echter de WOZ-beschikking en de aanslag OZB ingetrokken, omdat het object niet meer in eigendom was van de belanghebbende. De rechtbank heeft vervolgens ambtshalve de vraag gesteld of de belanghebbende nog procesbelang had bij het beroep, nu er geen geschil meer was over de WOZ-beschikking en de aanslag OZB.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende geen procesbelang meer had, omdat de heffingsambtenaar de beschikking en aanslag had ingetrokken. Het beroep werd daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft ook het verzoek van de belanghebbende om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van bezwaar en beroep niet was overschreden. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling, aangezien de intrekking van de beschikking niet als tegemoetkoming aan de gronden van beroep kon worden gezien.
De uitspraak werd gedaan door mr. L.P. Hertsig, in aanwezigheid van griffier M.H.A. de Graaf, en is openbaar gemaakt op 2 februari 2022. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzending van de uitspraak verzet aantekenen.