ECLI:NL:RBZWB:2022:5096

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
20/8155
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de leges voor een omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van een bedrijfshal met kantoor

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Moerdijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een aanslag in de leges opgelegd van € 83.183,96, welke aanslag door belanghebbende werd betwist. De rechtbank behandelt de vraag of de leges correct zijn vastgesteld, met name of de indeling van het bouwwerk in de juiste categorie is gedaan. Belanghebbende had een omgevingsvergunning aangevraagd voor de nieuwbouw van een bedrijfshal met kantoor, waarbij de werkelijke bouwkosten € 2.900.000,00 bedroegen. De heffingsambtenaar had de leges berekend op basis van een forfaitair bedrag aan bouwkosten, maar belanghebbende betwistte deze indeling en stelde dat de werkelijke kosten lager waren door de hoogte van het gebouw.

De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet voldoende heeft onderbouwd dat het bouwwerk in de juiste categorie is ingedeeld. De rechtbank concludeert dat de aanslag leges te hoog is vastgesteld en vermindert deze tot € 63.834,00. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan belanghebbende, die in totaal € 1.787,00 bedragen. De uitspraak op bezwaar wordt vernietigd en het griffierecht van € 354,00 moet door de heffingsambtenaar aan belanghebbende worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 20/8155
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [vestigingsplaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. S.W. Boot),
en
De heffingsambtenaar van de gemeente Moerdijk,de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 17 juli 2020.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een aanslag in de leges opgelegd van € 83.183,96 (hierna: aanslag leges).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Hierin heeft de heffingsambtenaar vermeld dat aan belanghebbende ten onrechte leges welstand in rekening zijn gebracht van € 349 zodat de aanslag leges verminderd dient te worden naar € 82.834,96.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de heffingsambtenaar, [heffingsambtenaar] .
1.6.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

2.Feiten

2.1.
Belanghebbende heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor de nieuwbouw van een bedrijfshal met bedrijfskantoor aan de [adres] . Het betreft een fabriek [fabriek] met een hoogte van 21,5 meter (loods) en 8,15 meter (kantoor). Bij de aanvraag is aangegeven dat de werkelijke bouwkosten € 2.900.000,00 (exclusief btw) bedragen.
2.2.
De heffingsambtenaar heeft in verband met onder meer de aanvraag van de omgevingsvergunning een bedrag van € 83.183,96 in rekening gebracht als leges, bestaande uit € 82.834,96 ter zake van ‘Leges omgevingsaanvraag voor het bouwen’ en € 349,00 ter zake van ‘Leges welstand’. Het verschuldigde bedrag is vastgesteld met toepassing van de Tarieventabel (hierna: de Tarieventabel) behorende bij de legesverordening gemeente Moerdijk 2019 (de Verordening) en de bij die tabel behorende Bouwkostenlijst Moerdijk 2019 (hierna: de Bouwkostenlijst). Hierbij is het gebouw van belanghebbende (hierna: het bouwwerk) ingedeeld in de categorie
“6.2 bedrijfspand met kantoorstrook”(hierna: categorie 6.2) waarin uit wordt gegaan van een interne vrije hoogte van circa 8 meter. Voor de berekening van de leges is, overeenkomstig categorie 6.2, uitgegaan van een forfaitair bepaald bedrag aan bouwkosten van € 4.432.100,00, derhalve € 80,00 per kubieke meter.
2.3.
In het verweerschrift heeft de heffingsambtenaar verklaard dat de aanslag verminderd dient te worden met € 349,00.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt de of leges tot een juist bedrag in rekening zijn gebracht. Meer specifiek beoordeelt de rechtbank of de indeling van het bouwwerk in de in categorie 6.2 juist is. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Is de aanslag leges te hoog vastgesteld?
Wettelijk kader
3.2.
Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
3.3.
In de Verordening wordt het volgende bepaald:
“Artikel 2 Belastbaar feitOnder de naam ‘leges’ worden rechten geheven voor:a. het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten;(…)een en ander genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.(…)
Artikel 5 Maatstaven van heffing en tarieven1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.(…)”
3.4.
In titel 2 van de Tarieventabel is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“2.2.2. Begripsbepaling bouwkosten
Het berekenen van de leges in 2.2.3.2 gebeurd op basis van de bij deze tarieventabel gevoegde bijlage. De door de raad vastgestelde bouwkostenlijst Moerdijk 2019, inclusief de daarin opgenomen uitgangspunten.
(…)
2.2.3.2
Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo, met uitzondering van de genoemde aanvraag in 2.2.3.1 bij een bouwkosten van:
Kolom 1
Kolom 2
a
b
€ -
€ 500.000,00
€ -
2,089 % met een minimum van
€ 201,00
€ 500.000,01
€ 10.000.000,00
€ 10.445,00
1,841%
€ 10.000.000,01
€ 25.000.000,00
€ 185.340,00
1,474%
€ 25.000.000,01
Hoger
€ 406.440,00
3.5.
In de bouwkostenlijst wordt het volgende bepaald:

Uitgangspunten:
- Gebaseerd op boekje "KengetallenKompas Bouwkosten", versie 2018
- De lijst is verdeeld in categorieën, die vervolgens weer zijn onderverdeeld in subcategorieën;
- Als de bouwkostenlijst wordt toegepast moeten de bouwkosten altijd berekend worden, waarbij er verwezen moet worden naar de betreffende (sub)categorie.
- Berekening van de bouwkosten gebeurt altijd op basis van de buitenwerkse maten;
Bij platte daken wordt de bovenkant van de dakrand/daktrim gehanteerd als hoogste maat.
Bij complexe dakvormen wordt de inhoud van de kap bepaald door de gemiddelde hoogte vanaf de goot tot het hoogste punt (nok) te berekenen en op te tellen bij de inhoud van de onderbouw.
- Bij een combinatie van bouwwerken (bijvoorbeeld een bedrijfshal met apart kantoor) moeten deze afzonderlijk worden berekend, conform de bouwkostenlijst. Behalve bij een aanvraag waar het een woning betreft (dit is een vast legesbedrag in de legesverordening, waarbij is uitgegaan dat bijvoorbeeld een garage, tot 50 m2 als nevenfunctie, er bij hoort);
- De berekende bouwkosten worden per € 100,00 naar boven afgerond;
- Als naar aanleiding van de berekening van de bouwkosten blijkt, dat de berekende bouwkosten lager uitkomt dan de opgegeven bouwkosten, worden de berekende bouwkosten gehandhaafd;
- Als naar aanleiding van de berekening van de bouwkosten blijkt, dat de berekende bouwkosten maximaal 10% hoger of lager uitkomen dan de opgegeven bouwkosten, worden de opgegeven bouwkosten gehandhaafd;
- De bouwkostenlijst is maatgevend, ook als bij bezwaar een aannemer/opdrachtgever kan aantonen dat de bouwkosten lager zijn;
- Als een bouwwerk niet voorkomt op de bouwkostenlijst of het boekje “kengetallenkompas bouwkosten 2018”, worden de opgegeven bouwkosten overgenomen. Indien er gerede twijfel bestaat over de opgegeven bouwkosten, wordt in het kader van ontvankelijkheid van de aanvraag een onderbouwing gevraagd van de aanvrager. Bij de beoordeling van de onderbouwing worden ook eigen ervaringen en overige beschikbare informatie gebruikt.
(…)
6 Bedrijfsgebouwen
(…)
6.2
Bedrijfspand met kantoorstrook € 80,00 m³
Beoordeling
3.6.
De rechtbank stelt voorop dat het aan de heffingsambtenaar is om te onderbouwen dat het bouwwerk in de juiste categorie is ingedeeld. Hiertoe heeft de heffingsambtenaar onder meer gesteld dat de omschrijving in de aanvraag hetzelfde is als de omschrijving in categorie 6.2. De omstandigheid dat het bouwwerk 21,50 meter hoog is en het kantoor 8,15 meter (en als zodanig afwijkt van de hoogte van circa 8 meter waarvan in categorie 6.2 wordt uitgegaan) maakt volgens de heffingsambtenaar nog niet dat niet dat het bouwwerk niet past binnen categorie 6.2 omdat in het bouwwerk twee grote kraanbanen opgenomen zijn die kostenverhogend werken ten opzichte van het kengetallenkompas.
3.7.
Belanghebbende heeft in de kern aangevoerd het bouwwerk – vanwege de afwijkende hoogte – te zeer afwijkt van categorie 6.2 zodat in het geval van belanghebbende uit dient te worden gegaan van de werkelijke kosten.
De gemachtigde heeft ter zitting verder toegelicht dat het verschil tussen de werkelijke kosten en de berekende leges te maken heeft met de hoogte van het gebouw. In werkelijkheid is de bouw gebaseerd op vierkante meters en de hoogte van het gebouw als zodanig, brengt in verhouding niet veel meer kosten met zich mee. Voorts heeft de gemachtigde onbetwist gesteld dat de kraanbanen reeds opgenomen zijn in de werkelijke kosten en geen deel uitmaken van de constructie. Het zijn roerende zaken die worden aangemerkt als een werktuig. De kosten daarvan bedragen € 300.000,00 á € 350.000,00 en maken geen deel uit van de onroerende zaak.
De heffingsambtenaar heeft ter zitting desgevraagd bevestigd dat de kranen voor de heffing van de leges buiten beschouwing worden gelaten omdat deze als een werktuig worden gekwalificeerd.
3.8.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar, tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, niet aannemelijk gemaakt dat het bouwwerk terecht in categorie 6.2 is ingedeeld. Dat de omschrijving in de aanvraag gelijk is aan de omschrijving in de categorie, maakt nog niet dat de heffingsambtenaar substantiële afwijkingen buiten beschouwing mag laten. Van een substantiële afwijking is in dit geval sprake, omdat het bouwwerk 22 meter hoog is in plaats van de hoogte van 8 meter waarvan de KengetallenKompas uit gaat. Niet is gesteld of aannemelijk geworden dat het bouwwerk onder een andere categorie van de ‘KengetallenKompas Bouwkosten, versie 2018’ valt. Dit brengt mee dat uit moet worden gegaan van de opgegeven bouwkosten.
3.9.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank het bedrag aan leges te hoog vastgesteld. Uitgaande van de opgegeven bouwkosten van € 2.900.000,00 dienen de leges vastgesteld te worden op € 10.445,00 + (2.900.000,00 x 1,841%) = € 63.834,00. [1]

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom de uitspraak op bezwaar.
4.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding voor haar proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen.
4.3.
De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 269,00. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 759,00. Belanghebbende heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.787,00.

5.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de in rekening gebrachte leges tot een bedrag van € 63.834,00;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.787,00 aan proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 354,00 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Wiskerke-Hovanesian, griffier, op 26 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.2.3.2 van de Tarieventabel.