ECLI:NL:RBZWB:2022:5094

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 september 2022
Publicatiedatum
1 september 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2472
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking beroep tegen omgevingsvergunning

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben verzoekers beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom. Het primaire besluit, genomen op 1 oktober 2021, verleende een omgevingsvergunning voor het bouwen van prefab opbergboxen. Echter, na bezwaar van de verzoekers, heeft verweerder op 1 april 2022 het primaire besluit herroepen en de omgevingsvergunning ingetrokken, omdat het bouwplan niet voldeed aan het bestemmingsplan. Verzoekers hebben vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit.

Na een nieuwe aanvraag van de vergunninghouder, [naam bedrijf4], op 21 april 2022, heeft verweerder op 12 mei 2022 een nieuwe omgevingsvergunning verleend, waarmee de eerder geplaatste garageboxen zijn gelegaliseerd. Dit leidde ertoe dat verzoekers hun beroep hebben ingetrokken, maar zij hebben verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop verweerder verzocht heeft om het verzoek af te wijzen, omdat er geen belang meer was bij het beroep.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank concludeert dat de besluitvorming van verweerder onvolledig was, omdat er geen beslissing is genomen op de aanvraag van 19 juli 2021. Echter, het beroep is ingetrokken omdat de vergunninghouder zijn aanvraag heeft ingetrokken, en niet omdat verweerder tegemoet is gekomen aan verzoekers. Daarom komt het verzoek om proceskostenveroordeling niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2472

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 september 2022 in de zaak tussen

[naam eiser1] , uit [plaatsnaam] ,

[naam eiser2], uit [plaatsnaam] ,
[naam eiser3], uit [plaatsnaam] ,
verzoekers
(gemachtigde: mr. L.J. Gerritsen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 1 oktober 2021 (primair besluit) heeft verweerder aan [naam bedrijf4] naar aanleiding van een aanvraag van 19 juli 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van prefab opbergboxen aan de [adres] in [plaatsnaam2] .
In het besluit van 1 april 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekers gegrond verklaard, het primaire besluit herroepen en de verleende omgevingsvergunning ingetrokken. Verweerder heeft daarbij aangegeven dat het bouwplan niet meer aan bestemmingsplan voldoet, maar dat deze strijdigheden eventueel weggenomen kunnen worden door toepassing te geven aan de kruimelgevallenregeling. Hiervoor is echter wel een nieuwe aanvraag vereist met een gewijzigd bouwplan.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 12 mei 2022 heeft verweerder naar aanleiding van een nieuwe aanvraag van 21 april 2022 van [naam bedrijf4] een omgevingsvergunning verleend waarmee de reeds geplaatste garageboxen worden gelegaliseerd. Uit deze vergunning blijkt dat [naam bedrijf4] de eerdere aanvraag van 19 juli 2021 heeft ingetrokken.
Naar aanleiding hiervan hebben verzoekers het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht om het verzoek om proceskostenveroordeling af te wijzen, omdat er geen belang was bij het instellen van het beroep tegen de beslissing op bezwaar. Van de op 1 oktober 2021 verleende omgevingsvergunning kon immers geen gebruik meer worden gemaakt.
Overwegingen
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank stelt met verzoekers vast dat de besluitvorming van verweerder in bezwaar onvolledig is geweest. Verweerder heeft immers de bezwaren gegrond verklaard en de verleende omgevingsvergunning van 1 oktober 2021 ingetrokken, maar nagelaten alsnog op de aanvraag van 19 juli 2021 te beslissen en (bijvoorbeeld) de gevraagde omgevingsvergunning te weigeren. Deze onvolledige besluitvorming is in strijd met artikel 7:11, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
Dit betekent echter niet dat het beroep is ingetrokken omdat verweerder geheel of gedeeltelijk is tegemoet gekomen aan verzoekers. Het beroep is ingetrokken omdat [naam bedrijf4] de aanvraag van 19 juli 2021 heeft ingetrokken. In het besluit op bezwaar had verweerder al aangegeven dat [naam bedrijf4] een nieuwe aangepaste aanvraag moest indienen, als zij een omgevingsvergunning voor de prefab opbergboxen wilde verkrijgen. Verweerder is dus niet tijdens de beroepsprocedure aan verzoekers tegemoet gekomen. Het verzoek om proceskostenveroordeling komt daarom niet voor toewijzing in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 2 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.