ECLI:NL:RBZWB:2022:509
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en verzoek om schadevergoeding in belastingzaak
Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De zaak betreft de vaststelling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak voor het kalenderjaar 2020. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 531.000,-, maar na bezwaar van de belanghebbende werd deze waarde verlaagd naar € 499.000,-. De belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij hij aanvoert dat de waarde te hoog is vastgesteld, zonder rekening te houden met de gevolgen van de coronapandemie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar volledig tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de belanghebbende door de WOZ-waarde vast te stellen op het door de belanghebbende voorgestelde bedrag. De rechtbank oordeelt dat het standpunt van de belanghebbende, dat de waarde te hoog is vastgesteld, niet kan worden gevolgd, aangezien er geen andere concrete gronden zijn aangevoerd die de uitspraak op bezwaar zouden kunnen ondermijnen. Hierdoor wordt het beroep kennelijk ongegrond verklaard.
Daarnaast heeft de belanghebbende aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het geschil. De rechtbank concludeert echter dat de redelijke termijn van twee jaar niet is overschreden, en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep ongegrond, evenals het verzoek om immateriële schadevergoeding.