ECLI:NL:RBZWB:2022:508
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-beschikkingen en verzoek om immateriële schadevergoeding
Op 2 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Steenbergen. De zaak betreft de waardering van onroerende zaken voor het kalenderjaar 2020, vastgesteld op 29 februari 2020. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarden van verschillende objecten vastgesteld en de belanghebbende had hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar werd het bezwaar deels gegrond en deels ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende beroep instelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen op 1 december 2020 overeenstemming hebben bereikt over de WOZ-waarde van een object, maar dat de belanghebbende in beroep aanvoert dat de waarde te hoog is vastgesteld zonder rekening te houden met de coronapandemie. De rechtbank oordeelt dat het standpunt van de belanghebbende niet kan worden gevolgd, omdat er al overeenstemming was bereikt over de waarde. De beroepen inzake andere objecten zijn niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen geschil meer was. Het verzoek om immateriële schadevergoeding werd afgewezen, omdat de redelijke termijn voor behandeling niet was overschreden. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling en dat de uitspraak niet het beroep inzake een ander object betreft. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.