Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het verzoekschrift ex artikel 29f Sv;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie;
- de beslissing van de rechtbank van 26 november 2021;
- de beslissing van de rechtbank van 4 juli 2022.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 29f van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Het verzoekschrift was ingediend door Gusneev, die in afwachting was van een formele vervolging door het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog geen formele daad van vervolging had plaatsgevonden, maar dat de officier van justitie had aangekondigd dat vervolging zou volgen. De rechtbank heeft de procedure en eerdere beslissingen in de zaak in overweging genomen, waaronder een beslissing van 26 november 2021 en een beslissing van 4 juli 2022. Tijdens de behandeling in raadkamer op 5 augustus 2022 heeft de officier van justitie aangegeven dat er gewerkt werd aan een dagvaarding voor de aanklacht van witwassen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel er nog geen formele vervolgingsbeslissing was genomen, er voldoende aanwijzingen waren dat de vervolging zou worden voortgezet. Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot beëindiging van de strafzaak afgewezen. De beslissing is genomen door rechter mr. J.C.A.M. Los, in aanwezigheid van griffier mr. M. van Grinsven, en is uitgesproken tijdens de openbare zitting op 19 augustus 2022.