Op 31 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Torentijd te Middelburg. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. K. Pieters, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De verdachte werd beschuldigd van diefstal van een potje vitaminepillen, een stenen beeldje en een kniptang op 8 maart 2022 in Bergen op Zoom. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte.
De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, maar de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke ISD-maatregel, gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte. De rechtbank weegt de veranderde omstandigheden van de verdachte mee, zoals zijn motivatie om te stoppen met alcoholgebruik en zijn plannen voor de toekomst. Uiteindelijk besloot de rechtbank om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaar, in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank verklaarde het tenlastegelegde bewezen, sprak de verdachte vrij van wat meer of anders was ten laste gelegd, en legde de straf op met de algemene voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig mag maken aan nieuwe strafbare feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte een hoge gevangenisstraf rechtvaardigden.