ECLI:NL:RBZWB:2022:5003

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 augustus 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
02-059779-22, 02-217410-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 31 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1982 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Torentijd te Middelburg. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. K. Pieters, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De verdachte werd beschuldigd van diefstal van een potje vitaminepillen, een stenen beeldje en een kniptang op 8 maart 2022 in Bergen op Zoom. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte.

De rechtbank oordeelde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, maar de verdediging pleitte voor een voorwaardelijke ISD-maatregel, gezien de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte. De rechtbank weegt de veranderde omstandigheden van de verdachte mee, zoals zijn motivatie om te stoppen met alcoholgebruik en zijn plannen voor de toekomst. Uiteindelijk besloot de rechtbank om de ISD-maatregel voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaar, in combinatie met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

De rechtbank verklaarde het tenlastegelegde bewezen, sprak de verdachte vrij van wat meer of anders was ten laste gelegd, en legde de straf op met de algemene voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig mag maken aan nieuwe strafbare feiten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte een hoge gevangenisstraf rechtvaardigden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-059779-22 en 02-217410-21 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 31 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [Geboortedag] 1982 te [Geboorteplaats- en Land]
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Torentijd te Middelburg,
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. K. Pieters, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
op 8 maart 2022 in Bergen op Zoom een potje vitaminepillen, een stenen beeldje en een kniptang bij [Naam 1] heeft gestolen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de diefstal heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie en ter zitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Voor wat betreft de bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 17 augustus 2022;
- het proces-verbaal van aangifte van [Naam 2] namens [Naam 1] pagina’s 13 en 14 van het proces-verbaal geregistreerd onder proces-verbaalnummer PL2000-2022060521, van de politie eenheid Zeeland-West-Brabant, district De Markiezaten, basisteam Bergen op Zoom.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 8 maart 2022 te Bergen op Zoom een potje vitaminepillen en
eenstenen beeldje en een kniptang, die geheel aan [Naam 1] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich
dezewederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzet zich tegen oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, nu dit zich niet verhoudt tot het gepleegde feit en verdachte in detentie een positieve lijn heeft ingezet. Hij is bereid om te werken aan zijn alcoholproblematiek en heeft een bestendige relatie met zijn vriendin die op korte termijn over een eigen woonruimte beschikt. Deze factoren werken recidiveverminderend waardoor er alternatieven zijn voor het opleggen van een ISD-maatregel. Verzocht is om verdachte te veroordelen tot een straf die gelijk is aan het voorwarrest en daarnaast de vordering tot tenuitvoerlegging in zijn geheel toe te wijzen. Op die manier heeft verdachte de mogelijkheid om vanuit detentie zijn woonsituatie te regelen zodat verdachte als hij vrij komt beschikt over een vaste verblijfplaats. Mocht de rechtbank hier niet in meegaan dan verzoekt de verdediging om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen met een proeftijd van twee jaren. De verdediging geeft daarbij in overweging dat de rechtbank op die manier de mogelijkheid heeft om te bepalen dat verdachte ambulant kan worden behandeld. De verdediging verzoekt de rechtbank ten slotte, indien aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd, de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering te brengen op de duur.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Diefstal is een laakbaar feit, aangezien het enkel gepleegd wordt uit oogpunt van persoonlijk gewin en dit voor de slachtoffers financieel nadeel en overlast met zich meebrengt. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte van 22 april 2022 blijkt dat verdachte in het verleden al veelvuldig is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van diefstallen. De rechtbank weegt in het nadeel van verdachte mee dat hij zich hier, ondanks eerder opgelegde straffen, nog steeds mee bezighoudt. Bovendien liep verdachte nog in een proeftijd.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van Novadic-Kentron van 20 mei 2022. Hierin wordt vermeld dat sprake is van een patroon van vermogensdelicten. Eerdere interventies in het kader van reclasseringstoezicht en een behandelverplichting hebben niet mogen baten. Verdachte komt afspraken en voorwaarden niet na. Omdat verdachte de Nederlandse en Engelse taal niet machtig is, is oplegging van een taakstraf niet mogelijk; een eerder opgelegde taakstraf is daarom negatief retour gegaan. Eerder opgelegde detentie heeft recidive daarnaast niet voorkomen. Het onderhavige feit werd bovendien gepleegd terwijl verdachte nog in een proeftijd liep. Het recidiverisico wordt dan ook als hoog ingeschat, vooral indien sprake is van terugval in middelengebruik (alcohol). De reclassering is van mening dat gedragsverandering alleen haalbaar is in een drang- en dwangkader zoals de ISD-maatregel. Daarom wordt geadviseerd om aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Ter zitting heeft de [Naam 3] , werkzaam als reclasseringswerker bij Novadic-Kentron, het advies toegelicht. Een voorwaardelijke ISD-maatregel wordt niet haalbaar geacht, omdat is gebleken dat verdachte zich niet aan afspraken met de reclassering en hulpverlening houdt. Verdachte heeft daarom een strak kader nodig, waarin alleen een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voorziet.
De rechtbank stelt voorop dat aan de formele wettelijke vereisten voor oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is voldaan. Aan de rechtbank ligt de vraag voor of zij daartoe moet overgaan. De rechtbank overweegt daarover het volgende.
De ISD-maatregel is een zware maatregel en is er vooral op gericht een gedragsverandering tot stand te brengen om daarmee recidive te voorkomen. De rechtbank houdt in positieve zin rekening met de veranderde omstandigheden van verdachte zoals deze tijdens het onderzoek ter zitting zijn besproken. Zo woonde verdachte ten tijde van de gepleegde winkeldiefstallen in een barakwoning met meerdere personen waarbij het gezamenlijk nuttigen van alcohol een gewoonte was. Verdachte heeft verklaard van die leefomstandigheden afscheid te hebben genomen en na zijn detentie bij zijn vriendin onderdak te kunnen krijgen. Hij wil met haar een normaal, delictvrij leven gaan leiden. Zijn vriendin mag om gezondheidsredenen geen alcohol nuttigen, daarom zal de verleiding er veel minder zijn dan in zijn vorige woonomgeving. Zijn vriendin heeft reeds contacten gelegd gericht op werk voor verdachte zodra hij uit detentie komt, opdat verdachte een vaste dagbesteding en inkomen zal hebben. Verdachte zegt dusdanig geschrokken te zijn van de dreiging van de ISD-maatregel, dat het hem ervan zal weerhouden om na zijn detentie nog enig strafbaar feit te plegen. De rechtbank weegt verder in het voordeel van verdachte mee dat hij oprecht gemotiveerd lijkt te zijn om te stoppen met het gebruik van alcohol. Dit is van belang omdat de kans op recidive hier juist mee samenhangt. Hij verklaart inmiddels vijf maanden abstinent te zijn en zijn leven ook op dat vlak definitief een positieve wending te willen geven.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank niet overgaan tot onvoorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel. Hoewel aan de formele vereisten voor het opleggen van de (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel wordt voldaan, ziet de rechtbank vanwege de veranderde omstandigheden aanleiding verdachte een laatste kans te geven met een forse stok achter de deur. De rechtbank zal de ISD-maatregel dan ook geheel voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaar, wat verdachte ervan moet weerhouden opnieuw stafbare feiten te plegen. Daarmee krijgt verdachte een laatste kans om, zonder drang- en dwangkader, aan zijn toekomst te werken. Verdachte zal daarbij zelf waar nodig hulp en behandeling moeten zoeken teneinde te voorkomen dat hij in de toekomst weer strafbare feiten pleegt. De rechtbank zal vanwege de taalbarrière en een gebrek aan vertrouwen dat verdachte eventueel op te leggen voorwaarden zal nakomen, geen bijzondere voorwaarden opleggen. Aan de voorwaardelijke ISD-maatregel zal daarom alleen de algemene voorwaarde worden verbonden dat verdachte gedurende de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten mag plegen. De rechtbank acht de voorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel gelet op de ernst van het feit en het strafblad van verdachte, naast de hierna nog te noemen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, passend en geboden.
De rechtbank houdt rekening met de opmerking van de raadsman van verdachte dat de vriendin van verdachte recent de sleutel van haar nieuwe woning heeft gekregen en dat er nog enige tijd nodig is voordat verdachte daar zijn intrek zal kunnen nemen. Gelet op het strafblad van verdachte, het risico van terugval in middelengebruik indien verdachte geen stabiele basis heeft, en daarmee samenhangend het verhoogde risico op recidive, acht de rechtbank het noodzakelijk dat verdachte vanuit detentie direct onderdak heeft bij zijn vriendin. Hoewel de rechtbank zich realiseert dat verdachte inmiddels al een geruime tijd in detentie verblijft, ziet de rechtbank zich gelet op de nog te creëren woonsituatie genoodzaakt verdachte niet direct in vrijheid te stellen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, onder de gegeven omstandigheden passend en geboden is en zal dit ook aan verdachte opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de gevorderde oplegging van de onvoorwaardelijke ISD-maatregel, gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf van twee maanden die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van politierechter van 16 november 2021, af te wijzen.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de gevorderde tenuitvoerlegging toe te wijzen, ervan uitgaande dat de op te leggen straf niet hoger gesteld wordt dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt dat verdachte voor het bewezenverklaarde feit mede vanwege zijn persoonlijke omstandigheden, zoals hiervoor overwogen, een relatief hoge gevangenisstraf krijgt opgelegd. De gevorderde tenuitvoerlegging is daarom naar het oordeel van de rechtbank thans niet opportuun en zal worden afgewezen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

diefstal

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 7 (zeven) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
  • legt verdachte wegens het bewezenverklaarde op
  • stelt als
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van 16 november 2021 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-217410-21 wordt afgewezen;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter,
mrs. D.L.J. Martens en S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 augustus 2022.