4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op donderdag 12 mei 2022 was er een zogenaamde ANPR-hit op een auto, een Citroën DS3 met Frans kenteken [kenteken] rondom Rotterdam. De auto werd een dag eerder op de A16 door verbalisanten gecontroleerd en toen was een lege verborgen ruimte onder de achterbank van de auto gezien. Het kenteken van de auto is toen opgenomen in het ANPR-systeem.
Omstreeks 17.23 uur op 12 mei 2022 werd de auto door verbalisanten gezien op de A16 rechts, in de gemeente Moerdijk. Dit is circa 28 kilometer voor de grens met België en de auto reed in die richting. Verbalisanten hebben het voertuig toen laten stoppen bij een pompstation. De bestuurder en tevens enige inzittende was verdachte. In de eerder aangetroffen verborgen ruimte onder de achterbank trof de politie nu verpakte blokken aan, waarin cocaïne en heroïne bleek te zitten. Verdachte verklaarde onderweg te zijn naar huis, een klein plaatsje in de buurt van Metz (Frankrijk), niets te weten van de drugs en de verborgen ruimte. Verdachte heeft tevens verklaard dat de auto van een vriend van hem was.
Rechtmatigheid doorzoeking
Door de verdediging is aangevoerd dat de wijze van controleren en doorzoeken van de auto onrechtmatig was. Verdachte heeft op woensdag 11 mei 2022 in de Engelse taal toestemming gegeven om in de auto te mogen kijken. Er is door de verbalisanten geprobeerd de achterbank omhoog te tillen, vervolgens is er vanuit de kofferbak onder de achterbank gekeken en werd er een ijzeren plaat onder de achterbank waargenomen. Daarna werd de achterbank verder opgetild en zag de verbalisant dat er een grote lege verborgen ruimte aanwezig was onder de ijzeren plank onder de achterbank. Deze handelingen behelzen meer dan het “enkel kijken” in de auto als controle op basis van de Wegenverkeerswet 1994. Er was feitelijk sprake van een “doorzoeking” waarvoor op dat moment geen toestemming gegeven was.
De rechtbank onderschrijft dit. De verbalisanten zijn veel verder gegaan dan het “enkele kijken” waarvoor toestemming was gegeven. Uit het dossier blijkt ook niet dat de verbalisanten uit anderen hoofde bevoegd waren de auto op dat moment te mogen doorzoeken. De rechtbank constateert dan ook dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim nu de auto onrechtmatig is doorzocht.
De verdediging heeft verzocht om bij constatering van een onherstelbaar vormverzuim over te gaan tot bewijsuitsluiting van de aangetroffen drugs. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient er op grond van artikel 359a lid 2 Wetboek van Strafvordering (Sv) eerst gekeken te worden naar het belang dat het geschonden voorschrift dient, naar de ernst van het verzuim en naar het nadeel dat daardoor is veroorzaakt, voordat beantwoord kan worden wat het gevolg moet zijn van het vormverzuim.
Het belang van het geschonden voorschrift is in dit geval gelegen in het toepassen van dwangmiddelen door de politie zonder rechtsgrond tegenover de grenzen van iemands privacy. De vraag is echter wat voor nadeel verdachte in casu ondervonden heeft door dit vormverzuim. Door de verdediging is geen enkel nadeel voor verdachte gesteld. De rechtbank is ook geen nadeel voor verdachte gebleken. Het voertuig betrof niet de auto van verdachte (hij leende de auto slechts van een vriend, aldus verdachte) en niet is gebleken dat er verder in persoonlijke goederen van verdachte is gezocht. De consequentie van bewijsuitsluiting kan niet zonder meer aan het schenden van de persoonlijke levenssfeer verbonden worden indien verdachte daar geen rechtens te respecteren nadeel van heeft ondervonden. In dit verband merkt de rechtbank op dat – eveneens volgens vaste rechtspraak – het belang van verdachte dat het gepleegde feit niet ontdekt wordt, niet kan worden aangemerkt als een rechtens te beschermen belang. Een eventuele schending van dat belang als gevolg van een onherstelbaar vormverzuim, levert dus niet een nadeel op als bedoeld in artikel 359a, tweede lid Sv.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte geen reëel en rechtens te beschermen nadeel heeft ondervonden door de onrechtmatige doorzoeking van de auto. De eventuele inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer - die gesteld noch gebleken is - als gevolg van die doorzoeking is dermate gering, dat de rechtbank zal volstaan met de enkele constatering dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim, zonder daaraan verdere consequenties te verbinden.
Wetenschap en beschikkingsmacht
Door de verdediging is subsidiair gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht had over de in de verborgen ruimte aangetroffen drugs. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu verdachte zowel op 11 als op 12 mei 2022 de enige inzittende was van de auto. De verklaring dat hij niet wist dat in de auto cocaïne en heroïne lag, acht de rechtbank ongeloofwaardig. De verklaring van verdachte op de zitting dat hij de eigenaar van de auto, een zogenaamde vriend waarvan hij enkel de voornaam weet, op 11 mei 2022 in de avond heeft gebeld om hem te vertellen in welke straat in Rotterdam hij de auto geparkeerd heeft en deze niet heeft afgesloten, acht de rechtbank in dit kader verre van aannemelijk. Verdachte heeft immers geen andere gegevens of details gegeven waardoor deze verklaring voldoende concreet en verifieerbaar is geworden. Volgens verdachte was er, naast hijzelf en de vriendin (waarvan hij ook zegt dat hij de achternaam niet weet) waarmee hij de nacht van 11 op 12 mei 2022 heeft doorgebracht, maar één andere persoon die wist dat verdachte die avond in Rotterdam was, in welke straat de auto geparkeerd stond, dat verdachte de dag erna weer terug zou gaan naar Frankrijk en dat de sleutel niet goed werkte waardoor de auto niet afgesloten kon worden, namelijk: de eigenaar van de auto. De rechtbank acht niet aannemelijk dat die persoon verdachte in zijn auto zou laten rijden met daarin harddrugs zonder dat verdachte daarvan wist en zonder blijkbaar controle te houden op de auto of nadere afspraken daarover te maken met verdachte.
Nu een aannemelijke, verifieerbare verklaring van verdachte ontbreekt, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte een verklaring heeft afgelegd om te verhullen dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de harddrugs in de auto, in de hoop zo zijn straf te ontlopen. Verdachte reed op 12 mei 2022 in de auto, zodat hij ook de feitelijke beschikkingsmacht had over de drugs. Verdachte heeft verklaard dat hij onderweg was naar huis (Frankrijk), zodat bewezen kan worden dat verdachte de drugs buiten het grondgebied van Nederland ging brengen in de zin van de Opiumwet.
De rechtbank stelt aldus vast dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.