ECLI:NL:RBZWB:2022:4979

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 22_32
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in WIA-uitkeringszaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J. Heek, had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder waarin zijn WIA-uitkering over de periode van 1 december 2020 tot en met 31 mei 2021 definitief was vastgesteld en een bedrag van € 2.460,80 aan te veel verstrekte voorschotten werd teruggevorderd. Verweerder had het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard in een besluit van 26 november 2021. Na een nieuw primaire besluit op 4 februari 2022, waarin de WIA-uitkering over een andere periode opnieuw werd vastgesteld, trok verzoeker zijn beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder stemde in met een vergoeding van één punt voor het indienen van het beroepschrift, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat verweerder (deels) tegemoet was gekomen aan het beroep van verzoeker en dat het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond was.

De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast wees de rechtbank erop dat verweerder verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/32

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam verzoeker] , uit [plaatsnaam] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Heek),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 16 juli 2021 (primair besluit) heeft verweerder verzoekers uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) over de periode van 1 december 2020 tot en met 31 mei 2021 definitief vastgesteld en een bedrag van € 2.460,80 aan te veel verstrekte voorschotten teruggevorderd.
In het besluit van 26 november 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 4 februari 2022 heeft verweerder een nieuw primaire besluit genomen. De WIA-uitkering over de periode van 1 april 2021 tot en met 30 april 2021 is opnieuw vastgesteld. Verzoeker heeft recht op een bruto nabetaling van € 1.417,45.
Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld akkoord te gaan met een vergoeding van één punt voor het indienen van het beroepschrift conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is verweerder (deels) tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker.
Verzoeker heeft tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- met een wegingsfactor 1).
De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Verzoeker zal zich hiervoor dan ook tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 759,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, op 26 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.