ECLI:NL:RBZWB:2022:497

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
2 februari 2022
Zaaknummer
C/02/326606 / FA RK 17-612
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbetering van echtscheidingsbeschikking wegens kennelijke fout

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 januari 2022 uitspraak gedaan op een verzoek tot verbetering van een echtscheidingsbeschikking uit 2017. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.W.A. Verhaard, verzocht de rechtbank om de beschikking van 3 maart 2017 te herstellen, omdat zij meende dat er een kennelijke vergissing was gemaakt. De vrouw stelde dat de rechtbank destijds alleen het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan had aangehecht, terwijl deze in de beschikking opgenomen hadden moeten worden.

De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.C.M.E. Schijvenaars, heeft niet gereageerd op het verzoek van de vrouw. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechter die de oorspronkelijke beschikking heeft gegeven inmiddels is gedefungeerd, en dat de huidige rechter de zaak behandelt. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw opgevat als een verzoek tot verbetering van een kennelijke fout in de zin van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

Na beoordeling van de zaak concludeert de rechtbank dat er geen sprake is van een kennelijke schrijffout of rekenfout die voor eenvoudig herstel in aanmerking komt. De rechtbank wijst erop dat de vrouw destijds alleen had verzocht om het convenant en het ouderschapsplan aan de beschikking te hechten, en niet om deze in de beschikking op te nemen. De rechtbank oordeelt dat de procedure ex artikel 31 Rv niet geschikt is voor het bewerkstelligen van de door de vrouw gewenste opname van het convenant en het ouderschapsplan in de beschikking. Daarom wijst de rechtbank het verzoek af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/326606 / FA RK 17-612
Beschikking d.d. 12 januari 2022 op verzoek tot verbetering van een beschikking
in de zaak van
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.W.A. Verhaard, gevestigd te Vlissingen,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.C.M.E. Schijvenaars, gevestigd te Vlissingen.

1.Het procesverloop

1.1.
In deze zaak heeft de rechtbank bij beschikking van 3 maart 2017 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
1.2.
Bij brief van 1 november 2021 heeft mr. Verhaard namens de vrouw de rechtbank verzocht om de echtscheidingsbeschikking van 3 maart 2017 te herstellen. Volgens de vrouw heeft de rechtbank volstaan met het aanhechten van het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan aan die beschikking, terwijl deze, zo begrijpt de rechtbank, in de beschikking hadden moeten worden opgenomen. De vrouw heeft gesteld dat er sprake is van een kennelijke vergissing.
1.3.
De man is in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren. Hij heeft daarvan geen gebruik gemaakt.
1.4
Omdat de rechter die de beschikking van 3 maart 2017 heeft gegeven inmiddels is gedefungeerd, wordt de onderhavige beschikking gegeven door een andere rechter.

2.De beoordeling

2.1.
De rechtbank vat het verzoek van de vrouw op als een verzoek tot verbetering van een kennelijke fout in de zin van artikel 31 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van een kennelijke schrijffout, rekenfout of andere kennelijke fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Volgens de Memorie van toelichting bij artikel 31 Rv is van een kennelijke rekenfout, schrijffout of ander kennelijke fout sprake ingeval van zeer duidelijke verschrijvingen of (reken)fouten waarbij voor partijen en derden direct duidelijk is dat sprake is van een vergissing, en die zich voor eenvoudig herstel lenen. Dat is hier niet het geval.
2.3.
Uit de stukken blijkt dat mr. Verhaard namens de vrouw bij het op 3 februari 2017 ingediende verzoekschrift heeft verzocht het door partijen ondertekende ouderschapsplan d.d. 23 januari 2017 en het echtscheidingsconvenant d.d. 17 januari 2017 te hechten aan de door de rechtbank te wijzen uitspraak. De vrouw heeft niet verzocht om opname van het convenant en het ouderschapsplan in de beschikking.
2.4.
Het Procesreglement Scheiding vermeldt in paragraaf 11.1, onder verwijzing naar art. 819 Rv: “Bij toewijzing van
een verzoek tot opneming van het convenant c.q. het ouderschapsplan in de beschikking, zal dit geschieden door opneming in het dictum van een bepaling dat het convenant c.q. het ouderschapsplan als in de beschikking opgenomen moet worden beschouwd onder verwijzing naar en met aanhechting van een kopie van het overgelegde convenant c.q. het ouderschapsplan aan de beschikking.” Art. 819 Rv luidt: “De rechter kan
op verzoek van de echtgenoten of van een van hende getroffen onderlinge regelingen, daaronder begrepen afspraken omtrent uitkeringen tot levensonderhoud en omtrent de kosten van verzorging en opvoeding van een minderjarige, geheel of gedeeltelijk in de beschikking
opnemen.
2.5.
De rechtbank stelt vast dat de vrouw destijds alleen heeft verzocht het convenant en het ouderschapsplan aan de beschikking te hechten en niet om deze in de beschikking op te nemen. Deze opname beoogt zij thans met de verzochte verbetering alsnog te bewerkstelligen. Hiervoor leent zich de procedure ex artikel 31 Rv niet. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.L. Holierhoek, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.E. Knops-Pijper, griffier, op 12 januari 2022.