Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 september 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2016 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij belanghebbende een bedrag van € 5.375 als persoonsgebonden aftrek wegens scholingsuitgaven in aanmerking had genomen. De inspecteur verklaarde het bezwaar van belanghebbende ongegrond en handhaafde de aanslag. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van belanghebbende, die stelt dat de kosten van een taalcursus en een studiereis als scholingsuitgaven moeten worden aangemerkt. De rechtbank overweegt dat de inspecteur de uitgaven voor de studiereis terecht niet als aftrekbare scholingsuitgaven heeft aangemerkt, omdat deze niet onder de in de wet genoemde categorieën vallen. Ook de kosten van de taalcursus worden niet als scholingsuitgaven geaccepteerd, omdat deze in een te ver verwijderd verband staan tot de inkomensverwerving. Belanghebbende stelt verder dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld in de bezwaarfase, maar de rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt eveneens afgewezen, omdat er geen sprake is van gelijke gevallen. De rechtbank concludeert dat het beroep van belanghebbende ongegrond is en ziet geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.