ECLI:NL:RBZWB:2022:4951

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
02/107179-22 en 20-003999-19 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging en bezit van vuurwapens, munitie en harddrugs met onherstelbaar vormverzuim

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 augustus 2022, stond de verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging en het voorhanden hebben van vuurwapens, munitie en harddrugs. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de benadeelde partij, die op 28 april 2022 door verdachte met de dood werd bedreigd via een WhatsApp-bericht. Tijdens een doorzoeking van de woning van de verdachte werden verschillende (vuur)wapens, munitie en 868,43 gram MDMA aangetroffen. De verdediging voerde aan dat de doorzoeking onrechtmatig was, omdat de vordering van de officier van justitie en de machtiging van de rechter-commissaris ontbraken, wat leidde tot een onherstelbaar vormverzuim. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte niet in zijn belangen was geschaad, aangezien de doorzoeking ook op andere gronden rechtmatig had kunnen zijn. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van 20 maanden op, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast werd een schadevergoeding van € 500,00 aan de benadeelde partij toegewezen voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/107179-22 en 20-003999-19 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 25 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1972 te [geboorteplaats]
wonende te [adres] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught,
raadsman mr. H.O. de Boer, advocaat te Rijen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. L. den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn ook de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en de vordering tot tenuitvoerlegging met bovenvermeld parketnummer behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat dat verdachte op 28 april 2022 in Kaatsheuvel:
feit 1:vuurwapens en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad;
feit 2:868,43 gram MDMA in zijn bezit heeft gehad;
feit 3:via een WhatsApp-bericht [benadeelde] heeft bedreigd met de dood;
feit 4:nagebootste vuurwapens en handgranaten voorhanden heeft gehad;
feit 5:boksbeugels (met mes) voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [benadeelde] (hierna: [benadeelde] ), die wordt ondersteund door het WhatsApp-bericht, de bevindingen van de politie over de (vuur)wapens, munitie en harddrugs die in de woning van verdachte zijn aangetroffen en de onderzoeksresultaten van het NFI over die harddrugs. Daarnaast wijst de officier van justitie op de bekennende verklaring van verdachte over de bedreiging van [benadeelde] en de in zijn woning aangetroffen boksbeugels. Het alternatieve scenario van verdachte dat de (vuur)wapens, munitie en drugs door [benadeelde] zonder medeweten van verdachte in diens woning zijn gelegd, is niet aannemelijk.
De officier van justitie verzoekt het woord ‘pistoolmitrailleur’ onder het derde gedachtestreepje van feit 4 uit de tenlastelegging weg te strepen en van de drie handgranaten onder het vijfde gedachtestreepje van feit 4 één handgranaat bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 1, 2, 4 en 5, omdat de doorzoeking in de woning van verdachte onrechtmatig is geweest. De vordering van de officier van justitie en de machtiging van de rechter-commissaris voor het doorzoeken van de woning van verdachte bevinden zich niet in het procesdossier. Nu deze stukken ontbreken, kan niet gecontroleerd worden of deze stukken voldoen aan de wettelijke vereisten. Dit leidt tot een onherstelbaar vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Dit heeft geleid tot nadeel voor verdachte, nu het huisrecht en het recht op privacy op grove wijze zijn geschonden. De (vuur)wapens, munitie en harddrugs die tijdens de onrechtmatige doorzoeking in de woning van verdachte zijn aangetroffen, dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Omdat er verder geen bewijs is voor deze feiten, dient verdachte hiervan te worden vrijgesproken.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de doorzoeking rechtmatig heeft plaatsgevonden, moet verdachte partieel worden vrijgesproken van feit 1 met uitzondering van het vierde gedachtestreepje. Voorts dient vrijspraak te volgen voor feit 2 en partiële vrijspraak voor feit 4 (van twee gasdrukpistolen onder gedachtestreepje 1 en de drie handgranaten onder gedachtestreepje 5). Verdachte wist niet dat er (vuur)wapens, munitie en harddrugs in de woning lagen. Alleen de (vuur)wapens aan de muur in de woonkamer waren van hem. De overige spullen zijn door [benadeelde] in zijn woning neergelegd, omdat hij [benadeelde] had beschuldigd van huiselijk geweld. Daar komt bij dat onvoldoende duidelijk is welk luchtdrukgeweer precies wordt bedoeld in de tenlastelegging en welk wapen nu precies lijkt op de Brugger en/of Thomet en/of de Shorty en/of de M203. Ook vertoont het nepwapen met goednummer 2455194 geen sprekende gelijkenis met een Walther PKK.
Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd, omdat verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vormverzuim
Gelet op het standpunt van de verdediging dient de rechtbank op grond van artikel 359a, eerste lid, Sv eerst vast te stellen of er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek tegen verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de vordering van de officier van justitie en de machtiging van de rechter-commissaris voor het doorzoeken van de woning van verdachte niet in het procesdossier zijn opgenomen. De officier van justitie heeft dit ter terechtzitting bevestigd. Dit leidt tot een onherstelbaar vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek, als bedoeld in artikel 359a lid 1 Sv.
De vraag is vervolgens of, en zo ja, welke rechtsgevolgen aan dit vormverzuim moeten worden verbonden. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de in artikel 359a lid 2 Sv genoemde factoren, te weten het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Het is een belangrijk strafrechtelijk voorschrift dat woningen door opsporingsambtenaren niet mogen worden doorzocht, anders dan met toestemming van de bewoner of met machtiging van een bevoegde autoriteit. Hiermee worden de bescherming van het huisrecht en het recht op privacy van de bewoner gewaarborgd.
De rechtbank is echter van oordeel dat de ernst van het verzuim gering is en dat verdachte daardoor niet in zijn belangen is geschaad. De opsporingsambtenaren hadden bij deze stand van zaken immers ook op grond van artikel 49 van de Wet wapens en munitie de woning van verdachte mogen doorzoeken. Daar komt bij dat het procesdossier sterke aanwijzingen bevat dat bij de doorzoeking van de woning van verdachte, ondanks het ontbreken van de hiervoor genoemde schriftelijke stukken, een rechter-commissaris betrokken is geweest, nu uit het procesdossier blijkt dat een rechter-commissaris de doorzoeking telefonisch heeft geopend.
Om die reden volstaat de rechtbank met de enkele constatering dat hier sprake is van een onherstelbaar vormverzuim. Het verweer van de verdediging dat ziet op uitsluiting van het bewijs van de aangetroffen (vuur)wapens, munitie en harddrugs, wordt verworpen.
Feiten 1, 2 en 4
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 28 april 2022 heeft naar aanleiding van de aangifte van [benadeelde] dat verdachte hem met de dood heeft bedreigd en dat verdachte over verschillende (vuur)wapens, munitie en harddrugs beschikt, een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte aan de [adres] te Kaatsheuvel. Bij de doorzoeking van de woning zijn verschillende (vuur)wapens en munitie aangetroffen. Ook is er 868,43 gram MDMA aangetroffen.
Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat een deel van de aangetroffen (vuur)wapens van hem is, te weten de (vuur)wapens aan de muur in de woonkamer. De overige in de woning aangetroffen (vuur)wapens, munitie en harddrugs zijn daar zonder zijn medeweten door [benadeelde] neergelegd, omdat hij [benadeelde] had beschuldigd van huiselijk geweld. [benadeelde] had de sleutel van zijn woning en is op woensdagochtend, 27 april 2022, in zijn woning geweest toen hij niet thuis was. Toen verdachte die avond rond 21.30 à 22.00 uur thuis kwam, is hij op de bank gaan zitten en tv gaan kijken. Hij heeft toen geen (vuur)wapens, munitie of harddrugs gezien. De volgende ochtend verstuurde verdachte een WhatsApp-bericht met bedreigende tekst naar [benadeelde] en is vervolgens om 8.00 uur naar de [bedrijf] gelopen. Hij is om 10.30 uur thuisgekomen. [benadeelde] heeft dus zowel woensdagochtend als donderdagochtend, voorafgaand aan het doen van aangifte, alle tijd gehad om de (vuur)wapens, munitie en harddrugs in zijn woning neer te leggen.
Dit door verdachte geschetste alternatieve scenario acht de rechtbank hoogst onaannemelijk, gelet op de hoeveelheid (vuur)wapens, munitie en harddrugs die in de woning van verdachte zijn aangetroffen en de vindplaatsen hiervan door de gehele woning, zelfs onder de grond en in een ingegraven ton in de achtertuin, in samenhang met de (vuur)wapens die verdachte al had. Daar komt bij dat de rechtbank het niet aannemelijk acht dat [benadeelde] de spullen op woensdagochtend in de woning van verdachte zou hebben neergelegd. [benadeelde] was toen immers nog niet door verdachte bedreigd, terwijl de bedreiging de aanleiding was voor [benadeelde] om aangifte te doen. Verdachte is die avond bovendien thuis geweest, maar heeft toen niets gezien. De rechtbank acht het ook niet aannemelijk dat [benadeelde] de spullen op donderdagochtend tussen 8.00 uur en 10.30 uur, toen verdachte naar eigen zeggen gedurende tweeënhalf uur bij de [bedrijf] was, in de woning zou hebben neergelegd, gelet op de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden. Verdachte heeft dit ook pas tijdens de zitting verklaard.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte wist dat in zijn woning (vuur)wapens, munitie en MDMA lagen en dat hij daarover ook de beschikkingsmacht had. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van (vuur)wapens en munitie en het opzettelijk aanwezig hebben van 868,43 gram MDMA.
De rechtbank merkt ten aanzien van het luchtdrukgeweer nog op dat dit is aangetroffen in het kozijn van de slaapkamer en dat uit de tenlastelegging in samenhang met het dossier voldoende duidelijk blijkt om welk wapen het gaat. De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging verder met betrekking tot de (vuur)wapens heeft aangevoerd onvoldoende aanleiding om aan de juistheid van de bevindingen van de politie, zoals opgenomen in het proces-verbaal waarin de (vuur)wapens worden beschreven, te twijfelen.
Feit 3
De rechtbank acht, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige redengevende bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde] heeft bedreigd met de dood.
Feit 5
De rechtbank acht, gelet op de bekennende verklaring van verdachte en de overige redengevende bewijsmiddelen zoals opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twee boksbeugels en een boksbeugel met een mes voorhanden heeft gehad.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 28 april 2022 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten vuurwapens in de zin van artikel 1, onder 3º, zijnde
- een omgebouwd gaspistool van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9mm en
- een omgebouwd luchtdrukgeweer en
- een omgebouwd luchtdrukgeweer van het merk Predom-Lucznik, type KL.187, kaliber .22LR en
- een kogelgeweer van het merk Mauser-Vergueiro, kaliber 6,5x58mm en
- drie schietpijpen
en
voor voornoemde wapens geschikte munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van categorie III, te weten
- 1 centraalvuur gaspatroon, kaliber 9mm en
- 1 hagelpatroon, 9mm knal en
- 4 randvuur kogelpatronen, kaliber .22 Long Rifle en
- 14 centraalvuur knalpatronen, kaliber 9mm knal,
voorhanden heeft gehad;
2
op 28 april 2022 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 868,43 gram van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op 28 april 2022 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, [benadeelde] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde [benadeelde] middels een WhatsApp-bericht de woorden toe te voegen:
"Dit ga jij voelen jongen. Nou ben de te ver gegaan. Ik wil wel eens zien of ge nog z'n held bent godverdomme. Liegen tegen me, ik kom vandaag die kant op en als ge het hesje nog aan hebt k m'n knal ik je door je kop, gek, en als ge nou zonne vent bent kom maar eens aan m'n deur dan ik bats ouw gelijk op oew bakkes met nn vuisthamer";
4
op 28 april 2022 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, wapens als bedoeld in art. 2 lid 1 categorie I onder 7º van de Wet wapens en munitie, gelet op art. 3, onder a van de Regeling wapens en munitie, te weten door de Minister van Justitie aangewezen voorwerpen die zodanig op een wapen gelijken, dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn, namelijk
nabootsingen van vuurwapens, te weten
- drie gasdrukpistolen, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met een pistoolmitrailleur, namelijk een Brugger en Thomet GLO6 en LMT Shorty 40mm en M203 en
- een wapen van het merk Denix, type Sub-Machgun cal.45 - m3, welke door vorm en
afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een
pistoolmitrailleur van het merk General Motors, type M3 "Grease gun", kaliber 45
auto en
- een pistool, welke door vorm een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen van het merk Walther, type PPK en
- een luchtdrukgeweer, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen, namelijk een machinegeweer van het type AK47
en
een voor ontploffing bestemd voorwerp, te weten
- een handgranaat, welke door vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoont met een flash bang van het model 7290
voorhanden heeft gehad;
5
op 28 april 2022 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand, wapens van categorie I, onder 1° of 3°, te weten
- twee boksbeugels en
- een boksbeugel met mes
voorhanden heeft gehad;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt bij een bewezenverklaring rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en het feit dat alle aangetroffen (vuur)wapens in de woning van verdachte ofwel nep waren, ofwel serieuze defecten bevatten. Verdachte is ten gevolge van de detentie zijn woning en zijn uitkering kwijtgeraakt. Indien aan verdachte een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou worden opgelegd dan de tijd die hij al heeft vastgezeten, zal hij mogelijk ook zijn onderbewindstelling, zijn ambulante begeleider en zijn vriendin kwijtraken. De verdediging verzoekt daarom te volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en het voorhanden hebben van verschillende (vuur)wapens, munitie en harddrugs. De bedreiging dat verdachte aangever door het hoofd zou schieten heeft veel indruk gemaakt op het slachtoffer omdat hij verdachte goed kende, wist dat verdachte wapens bezat en bang was dat verdachte hem daadwerkelijk iets zou aandoen.
Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico met zich mee voor de veiligheid van personen en een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit daarvan maar al te vaak leidt tot gebruik daarvan, met alle – vaak onherstelbare - gevolgen van dien. Dergelijke (vuur)wapens worden bovendien steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten. Dat een groot deel van de (vuur)wapens in dit geval nep was of serieuze defecten bevatte maakt dit niet anders. Met een voorwerp dat op een echt wapen lijkt, kan een ander ook angst aangejaagd worden en dergelijke voorwerpen kunnen dan ook gebruikt worden bij het plegen van verdere strafbare feiten.
In de woning van verdachte is ook een aanzienlijke hoeveelheid MDMA aangetroffen. Harddrugs zoals MDMA leveren een groot gevaar op voor de volksgezondheid, nu deze sterk verslavend werken en kunnen zorgen voor ernstige lichamelijke en psychische klachten bij de gebruikers daarvan. Bovendien gaat de handel in en het vervoer en het gebruik van harddrugs veelal gepaard met andersoortige criminaliteit, waaronder delicten die harddrugsgebruikers plegen voor geld, maar ook delicten tussen handelaren onderling. De combinatie van de bewezenverklaarde feiten is naar het oordeel van de rechtbank dan ook zorgelijk. Ter terechtzitting is de rechtbank ook niet gebleken dat verdachte werkelijk doordrongen is van het kwalijke van zijn gedrag en de gevolgen van zijn handelen.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachteUit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al eerder is veroordeeld voor bedreiging. Verdachte liep bovendien nog in de proeftijd van een eerdere veroordeling. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
De straf
Gezien de ernst van de gepleegde feiten kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht – zoals door de raadsman is betoogd – kan niet worden volstaan.
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de ernst van de feiten en de persoon van verdachte. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van het voorarrest opleggen. Zij ziet geen aanleiding om een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] vordert ten aanzien van feit 3 een schadevergoeding van € 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Vast staat dat de benadeelde partij wist van het bezit van (vuur)wapens door verdachte. Verdachte heeft de benadeelde partij een bericht gestuurd met daarbij een verwijzing naar vuurwapens, door onder meer te dreigen de benadeelde partij door het hoofd te schieten. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 500,00. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen over het toegewezen bedrag vanaf het tijdstip waarop verdachte het betreffende feit heeft gepleegd, te weten 28 april 2022.
Daarnaast zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende bedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, mede gelet op de betwisting daarvan door de verdediging en nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen (vuur)wapens, explosieven, munitie en het inbeslaggenomen politievest vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat de bewezenverklaarde feiten zijn begaan met betrekking tot de (vuur)wapens, explosieven en munitie. Voor het politievest geldt dat dit aan verdachte toebehoort en aangetroffen is bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

Bij onherroepelijk vonnis van 26 november 2021 van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch is verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,00, te vervangen door 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 11 december 2021. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat verdachte voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft ter zitting verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde geldboete toe te wijzen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III, meermalen gepleegd,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 3:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 4:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd;
feit 5:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 20 (twintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
-
verklaart onttrokken aan het verkeerde inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* een raketwerper (goednummer: G2455237);
* een vuurwapen (goednummer: G2455236);
* een handgranaat (goednummer: G2455228);
* een pistool (goednummer: G2455225);
* 3 stuks munitie (goednummer: G2460313);
* een gaspatroon (goednummer: G2460315);
* een automatisch vuurwapen (goednummer: G2455224);
* een explosief (goednummer: G2455220);
* een wapen (goednummer: G2455217);
* een explosief (goednummer: G2455214);
* een geweer (goednummer: G2455213);
* 1 stuk munitie (goednummer: G2460312);
* 4 stuks munitie (goednummer: G2455208);
* een luchtdrukwapen (goednummer: G2455206);
* een pistool (goednummer: G2455194);
* 3 wapens (goednummer: G2455169);
* 3 wapens (goednummer: G2455187);
* een raketwerper (goednummer: G2455189);
* een vest (goednummer: G2455252);
* een wapen (goednummer: G2455247);
* een wapen (goednummer: G2455250);
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 26 november 2021 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 20-003999-19
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde]van
€ 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 april 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde](feit 3),
€ 500,00te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 april 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
10 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en mr. B.A.S.E. Maandag, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 augustus 2022.
Mr. Skalonjic is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.