ECLI:NL:RBZWB:2022:4950

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 augustus 2022
Publicatiedatum
26 augustus 2022
Zaaknummer
02/051559-22, 02/205313-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met bijzondere voorwaarden en omzetten gevangenisstraf in taakstraf

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 augustus 2022, is de verdachte beschuldigd van winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1973, heeft zich schuldig gemaakt aan het stelen van levensmiddelen van een winkel in Tilburg op 1 maart 2022. Tijdens de zitting op 11 augustus 2022 was de verdachte niet aanwezig, maar haar raadsman was wel aanwezig. De officier van justitie heeft de verdachte een gevangenisstraf van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gevorderd. De verdediging pleitte voor een taakstraf in plaats van een gevangenisstraf.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte sinds haar schorsing uit voorlopige hechtenis in maart 2022 geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd en dat zij bij Stichting [naam 2] verblijft, waar zij begeleiding ontvangt. De rechtbank besloot dat de isd-maatregel niet noodzakelijk was en legde een gevangenisstraf op van 30 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank koppelde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijke strafdeel, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan behandelingen.

Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, maar omgezet in een taakstraf van 30 uren. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding en hulp voor de verdachte om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/051559-22, 02/205313-20 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 25 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1973 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. W.J.M. van der Putten, advocaat te Goirle.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 11 augustus 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen haar bepaaldelijk gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig gemaakt heeft aan het ten laste gelegde feit en baseert zich daarbij op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Voor wat betreft de bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 1 maart 2022, pagina 18 tot en met 21 van het eindproces-verbaal;
- het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] van 1 maart 2022, pagina 3 van het eindproces-verbaal.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 1 maart 2022 te Tilburg meerdere levensmiddelen, die geheel aan [bedrijf] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
Gelet op de omstandigheid dat verdachte sinds haar schorsing uit de voorlopige hechtenis in maart 2022 heeft aangetoond dat ze het volhoudt om – met begeleiding – geen strafbare feiten te plegen, wijkt de officier van justitie af van het reclasseringsadvies om een voorwaardelijke maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: isd-maatregel op te leggen aan verdachte. De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 93 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De officier van justitie heeft gevorderd aan het voorwaardelijke strafdeel de volgende bijzondere voorwaarden te koppelen: meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname beperkt tot een duur van zes weken), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole en dagbesteding.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft verzocht om aan verdachte een taakstraf op te leggen, om ervoor te zorgen dat zij dagbesteding heeft. Het opleggen van een taakstraf stelt de reclassering ook in staat om toezicht uit te oefenen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dat is een vervelend feit, waardoor schade en hinder wordt veroorzaakt voor winkeliers.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat zij al veelvuldig is veroordeeld voor vermogensdelicten en tijde van het plegen van dit feit in een proeftijd liep. Op basis van het strafblad van verdachte stelt de rechtbank vast dat aan de wettelijke vereisten voor het opleggen van een isd-maatregel is voldaan.
De reclassering heeft op 19 juli 2022 een advies over verdachte uitgebracht. Uit dit advies blijkt dat verdachte geprioriteerd staat als actieve veelpleger en dat de kans op recidive als hoog wordt ingeschat. Eerdere gevangenisstraffen, reclasseringstoezicht of andere interventies en aangeboden hulpverleningstrajecten hebben niet geleid tot gedragsverandering omdat verdachte zich niet aan afspraken kon houden. Gezien de vele mislukte trajecten en de hoge kans op recidive zou een onvoorwaardelijke isd-maatregel passend zijn volgens de reclassering. Gelet echter op de omstandigheid dat verdachte sinds 11 juli 2022 bij Stichting [naam 2] verblijft in een 24-uurs voorziening, wil de reclassering verdachte toch nog een kans geven en adviseert zij om aan verdachte een voorwaardelijke isd-maatregel op te leggen met daaraan gekoppeld de voorwaarden van meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole en dagbesteding.
De rechtbank is van oordeel dat de isd-maatregel, ook in voorwaardelijke zin, een vérstrekkende maatregel is en daarom als ultimum remedium dient te gelden. Aan de ene kant is het van belang de maatschappij te beschermen tegen steeds weer terugkerende vermogensdelicten door verdachte. Deze bescherming is alleen mogelijk door een gedragsverandering bij verdachte. Aan de andere kant moet de rechtbank kijken of deze gedragsverandering ook op een minder vérstrekkende manier kan worden bereikt.
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat nog niet alle andere mogelijkheden zijn uitgeput. Uit het strafblad van verdachte is immers gebleken dat zij slechts één keer eerder reclasseringstoezicht opgelegd heeft gekregen. Bovendien is de voorlopige hechtenis van verdachte sinds 3 maart 2022 geschorst en heeft zij zich sindsdien niet opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Daarnaast verblijft verdachte vanaf 11 juli 2022 bij Stichting [naam 2] , waar zij hulp en begeleiding krijgt, ook bij praktische zaken, zoals het vinden van een woning, het regelen van een legitimatiebewijs en het aanvragen van een uitkering.
Dat het inmiddels weer iets beter lijkt te gaan met verdachte leidt de rechtbank af uit de toelichting van de raadsman van verdachte ter zitting, dat verdachte de hulp vanuit [naam 2] aanvaardt en ook gestopt is met het gebruik van verdovende middelen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte gebaat is bij hulp en begeleiding, waardoor ook het recidiverisico zal afnemen. Dergelijke hulp en begeleiding kan geboden worden binnen een voorwaardelijk kader en behoeft (nog) niet binnen een strak kader als dat van de isd-maatregel, ook niet in voorwaardelijke zin, opgelegd te worden.
Alles afwegende kan worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarbij een voorwaardelijke gevangenisstraf als stok achter de deur om mee te blijven werken aan de begeleiding die verdachte krijgt vanuit [naam 2] . De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf acht de rechtbank echter te fors gelet op het onderhavige feit. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en een proeftijd van twee jaren passend en geboden. Aan dit voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname wegens het ontbreken van een concreet plan daartoe. De beslissing of zich de noodzaak voordoet van opneming van verdachte in een zorginstelling en voor welke duur, is namelijk voorbehouden aan de rechter en mag niet aan de reclassering overgelaten worden.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van een week gevangenisstraf, die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 13 augustus 2020 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft verzocht om de vordering toe te wijzen en de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank verdachte in de gelegenheid stellen een taakstraf te verrichten in plaats van de opgelegde gevangenisstraf. De rechtbank zal daarom bepalen dat de week gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf voor de duur van 30 uren, te vervangen door 7 dagen hechtenis.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Diefstal

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan-West 275, 5037 PD Tilburg. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan diagnostiek en zich (eventueel) laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel mogelijk. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* dat verdachte verblijft bij Stichting [naam 2] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf is al gestart. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
* dat verdachte (in samenwerking met [naam 2] ) actief en aantoonbaar op zoek gaat naar betaald werk of vrijwilligerswerk doet in het kader van dagbesteding.
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de politierechter d.d. 13 augustus 2020 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02/205313-20
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten gevangenisstraf van een week;
- gelast dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf wordt vervangen door
een taakstraf van 30 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
7 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A.S.E. Maandag, voorzitter, mr. J.C.A.M. Los en
mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. U.F.B. van Berkel-de Jongh, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 augustus 2022.
Mr. Skalonjic en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.