ECLI:NL:RBZWB:2022:4875
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een naheffingsaanslag parkeerbelasting en de vraag of sprake is van parkeren of onmiddellijk in- en uitstappen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 augustus 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 26 mei 2021 een naheffingsaanslag opgelegd aan belanghebbende, die op dat moment met zijn auto stilstond op een parkeervak waar parkeerbelasting verschuldigd was. Belanghebbende betwistte de naheffingsaanslag en stelde dat hij slechts kort had gestaan om zijn dochter en haar vriendin op te halen, en dat er geen sprake was van parkeren maar van onmiddellijk in- en uitstappen.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de bewijslast draagt om aan te tonen dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar hierin is geslaagd door middel van foto’s die zijn gemaakt door een scanauto. Op deze foto’s is niet te zien dat er personen in- of uit de auto stappen, noch dat er mensen vanuit het bedrijf waar belanghebbende zijn dochter en haar vriendin ophaalde naar de auto lopen. De rechtbank stelt vast dat de handelingen van belanghebbende, zoals beschreven, niet voldoen aan de definitie van onmiddellijk in- en uitstappen zoals vastgelegd in de Verordening parkeerbelastingen van de gemeente.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.