ECLI:NL:RBZWB:2022:4872
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van onroerende zaak in Tilburg
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 augustus 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2021 de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 206.000 per waardepeildatum 1 januari 2020. Belanghebbende, eigenaar van de woning, maakte bezwaar tegen deze vaststelling, omdat hij meende dat de waarde te hoog was vastgesteld. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van beide partijen, waarbij belanghebbende stelt dat de WOZ-waarde € 10.000 te hoog is en dat de stijging van de WOZ-waarde ten opzichte van het voorgaande jaar groter is dan het landelijk gemiddelde.
De rechtbank overweegt dat de waarde van een woning in beginsel wordt bepaald door de vergelijkingsmethode, waarbij de waarde wordt vastgesteld aan de hand van verkoopopbrengsten van vergelijkbare woningen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning van belanghebbende en de vergelijkingsobjecten. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld en verklaart het beroep ongegrond. De WOZ-waarde van de woning blijft € 206.000 voor het belastingjaar 2021. Er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken.