ECLI:NL:RBZWB:2022:4862

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 22_607 en 22_608 en 22_609 en 22_610 en 22_611
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure omgevingsvergunning voor parasols op drijvend terras

Op 22 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van parasols op een drijvend terras bij een schip in Tilburg. De eisers, bestaande uit vijf personen, hebben bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 12 augustus 2021 door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg was verleend aan de vergunninghouder. De eisers voerden aan dat de besluitvorming onterecht was gesplitst en dat de ruimtelijke effecten van de parasols niet goed waren afgewogen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de vergunning voor de parasols had verleend zonder voldoende rekening te houden met de bezwaren van de eisers, waaronder het verlies van vrij uitzicht en de negatieve effecten op de omgeving. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was en heeft het vernietigd. De rechtbank heeft zelf voorziend aan het besluit het voorschrift verbonden dat de vergunninghouder de parasols na sluitingstijd van het terras volledig moet inklappen. Tevens is bepaald dat het college het griffierecht aan de eisers moet vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij de verlening van omgevingsvergunningen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 22/607 WABOA, BRE 22/608 WABOA, BRE 22/609 WABOA, BRE 22/610 WABOA, BRE 22/611 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2022 in de zaken tussen

1.. [naam eiser 1] , te [woonplaats] ,

2. [naam eiser 2]te [woonplaats] ,
3. [naam eiser 3]te [woonplaats] ,
4. [naam eiser 4]te [woonplaats]
5. [naam eiser 5]te [woonplaats] ,
gezamenlijk te noemen: eisers,
gemachtigde: [naam eiser 1] ,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder] ., te [woonplaats] (vergunninghouder)
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Inleiding

In het besluit van 12 augustus 2021 (primaire besluit) heeft het college aan [naam vergunninghouder] . (vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van parasols op een drijvend terras bij het schip [naam schip] aan de [adres] te [woonplaats] .
Tegen dit besluit hebben eisers bezwaar gemaakt.
In het besluit van 16 december 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De beroepen zijn – gelijktijdig met de beroepszaken met procedurenummers AWB 21/2604 GEMWT en AWB 21/4470 WABOA t/m AWB 21/4474 WABOA – behandeld op de zitting van de rechtbank op 28 juli 2022.
Hierbij waren aanwezig eisers [naam eiser 1] , [naam eiser 5] , [naam eiser 2] en [naam eiser 3] . Namens het college waren aanwezig mr. A.M.J. van den Biggelaar en mr. drs. M.J. Hümmels. Namens vergunninghouder is niemand verschenen.

Overwegingen

Feiten
1. Op 28 mei 2020 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een ponton op de locatie [adres] te [woonplaats] . Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt. Bij besluit van 9 september 2021 zijn de bezwaren ongegrond verklaard. Hiertegen hebben eisers beroep ingesteld. Dit beroep is geregistreerd onder de procedurenummers AWB 21/4470 t/m AWB 21/4474.
Op 28 augustus 2020 heeft het college aan vergunninghouder een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een tijdelijke overkapping en drie tijdelijke parasols op het drijvend terras aan de [adres] te [woonplaats] , voor de periode tot uiterlijk 31 oktober 2020. Tegen dit besluit is bezwaar gemaakt.
Op 16 november 2020 en 12 april 2021 heeft het college omgevingsvergunningen verleend voor het plaatsen van een tijdelijke overkapping en drie tijdelijke parasols op het drijvend terras, tot uiterlijk 31 maart 2021 respectievelijk 31 oktober 2021.
Op 5 juni 2020 hebben eisers verzocht om handhavend op te treden omdat voor de terrassen op het ponton geen terrasvergunning op grond van artikel 13 van de Algemene plaatselijke verordening Tilburg (APV) is verleend. Dit verzoek om handhaving is afgewezen en de bezwaren van eisers hiertegen zijn bij besluit van 6 mei 2021 ongegrond verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld. Het beroep is geregistreerd onder procedurenummer AWB 21/2604 GEMWT.
Onderhavige procedure
Op 31 december 2020 heeft vergunninghouder een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het plaatsen van parasols op het drijvend terras bij het schip [naam schip] aan de [adres] te [woonplaats] . De aanvraag ziet op de activiteiten (ver)bouwen van een bouwwerk en het handelen in strijd met regels van de ruimtelijke ordening.
Op 27 januari 2021 heeft het college vergunninghouder een brief gestuurd en aangegeven dat de omgevingscommissie negatief advies had uitgebracht. Het voorstel is in strijd met de redelijke eisen van welstand. In juli 2021 heeft vergunninghouder een aangepast plan ingediend, dat betrekking heeft op vier parasols met elk een oppervlakte van 49 m2.
Op 12 augustus 2021 (primaire besluit) heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, sub 2 van de Wabo en artikel 4 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Standpunt eisers
2. Eisers voeren aan dat het college de omgevingsvergunningen voor het ponton en de opbouw in verschillende vergunningen heeft neergelegd. Dit maakt een integrale beoordeling niet mogelijk. De welstandscommissie (omgevingscommissie) heeft negatief geadviseerd over het plan, waarbij is aangegeven dat de balans tussen de boot en terras zoek is. De parasols vormen een gesloten ruimte en de boot is niet meer zichtbaar vanaf water. Er is meer lucht en ruimte gewenst. Het plan is vervolgens slechts op klein punt aangepast door de vaste tent te vervangen door grote parasol. Het aantal m2 is marginaal verminderd. De bezwaren van de welstandscommissie kunnen niet zijn weggenomen. Dat welstandscommissie toch akkoord gaat is niet te begrijpen en niet consistent. Het college had niet zonder meer af mogen gaan op het tweede welstandsadvies.
De ruimtelijke effecten van te grote parasols zijn volgens eisers ingrijpend. Door de grootte van de parasols kan het terras het gehele jaar door gebruikt worden. Er is sprake van extra ruimtelijke effecten, zoals verkeersaantrekkende werking, parkeeroverlast en geluidsoverlast. Bovendien zijn er nadelige effecten voor het aanzicht op de haven. Eisers hebben belang bij vrij uitzicht en dat had moeten worden afgewogen tegen economisch belang van de aanvrager.
Wettelijk kader
3. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Beoordeling
4. De rechtbank zal beoordelen of het college op goede gronden een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een parasol op een drijvend terras kunnen verlenen. Zij zal dit doen aan de hand van de door eisers aangedragen beroepsgronden
Gesplitste besluitvorming
5. Volgens eisers heeft het college ten onrechte de besluitvorming gesplitst in een vergunning voor het ponton en een vergunning voor de opbouw.
Het college wijst er op dat vergunninghouder op 13 april 2020 een aanvraag heeft ingediend voor het bouwen van een ponton ten behoeve van een drijvend terras. Van enige opbouw was op dat moment geen sprake. Eerst op 31 december 2020 is een aanvraag ingediend voor het plaatsen van parasols op het terrasponton.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van onlosmakelijke activiteiten binnen één project. De activiteiten kunnen naast elkaar worden verleend. Bovendien zijn eisers niet in hun belangen geschaad, nu zij ook tegen de verleende omgevingsvergunning voor het plaatsen van parasols rechtsmiddelen hebben ingediend.
Redelijke eisen van welstand
6.1
Volgens eisers is het bouwplan in strijd met redelijke eisen van welstand verleend. Het college stelt dat het plan is voorgelegd aan de Omgevingscommissie Tilburg, die negatief heeft geadviseerd omtrent het plan. Nadat het bouwplan op enkele punten is aangepast, is het op 9 juni 2021 opnieuw voorgelegd aan de Omgevingscommissie Tilburg. De Omgevingscommissie heeft het college het volgende geadviseerd: ‘met het deels aangepaste voorstel is in voldoende mate tegemoet gekomen aan het eerdere advies. De kop en de staart van het schip zijn nu weer beter zichtbaar. De terrasschermen zijn reeds vergund. Het voorstel is redelijk en te verwachten bij deze functie’.
6.2
Hoewel het college niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij het college zelf ligt, mag het op dat advies afgaan, nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Deze verplichting is neergelegd in artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor de wettelijke adviseur en volgt uit artikel 3:2 van de Awb voor andere adviseurs. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd of concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht.
6.3
De rechtbank stelt vast dat de Omgevingscommissie Tilburg een positief advies heeft gegeven en heeft aangegeven dat met het aangepaste voorstel in voldoende mate tegemoet is gekomen aan het eerdere advies. De kop en de straat van het schip zijn nu weer beter zichtbaar. Eisers hebben dit niet bestreden met een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie. Verder is de rechtbank niet gebleken van concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat het college het welstandsadvies niet aan zijn oordeel over de welstand ten grondslag mocht leggen
Strijd bestemmingsplan
7.1
Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘ [naam bestemmingsplan] .
Een deel van de parasols zijn gesitueerd buiten het functie-aanduidingsvlak en zijn niet ondergeschikt aan de in 5.1.1. en 5.1.2 genoemde functies.
Voor zover de parasols zijn gelegen buiten het functie-aanduidingsvlak horeca is het plan in strijd met artikel 5.2.4 lid a van het bestemmingsplan aangezien de parasols niet worden opgericht ten behoeve van de in artikel 5.1 genoemde functies.
7.2
Het bestemmingsplan bevat géén regels om binnenplans af te wijken van het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning kan volgens het college worden verleend gelet op het bepaalde in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2 van de Wabo. De aanvraag past volgens het college binnen de lijst met ‘planologische gebruiksactiviteiten’ uit artikel 4, eerste lid van bijlage II bij het Bor. Voorwaarde is dat bouwplan niet in strijd mag zijn met goede ruimtelijke ordening.
7.3
Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat bij beoordeling van bezwaren moet gekeken worden naar de ruimtelijke effecten van de afwijking van het bestemmingsplan ten opzichte van hetgeen binnen het bestemmingsplan is toegestaan. [1]
Het bestemmingsplan laat ter plaatse horeca toe, het aanwezig hebben van parasols is niet een functievreemde activiteit op de locatie. Het college heeft gewezen op de belangen van de exploitant, namelijk het onder alle weersomstandigheden kunnen exploiteren van zijn bedrijf. Eisers hebben gewezen op het belang bij het behouden van vrij uitzicht op de [straatnaam] . Het uitzicht wordt weliswaar verminderd door de parasols, echter kijkend naar de ruimtelijke effecten van de afwijking van het bestemmingsplan ten opzichte van hetgeen in het bestemmingsplan is toegestaan, zijn de ruimtelijke effecten voor eisers volgens het college marginaal. Daarbij merkt het college op dat er geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Het college stelt het belang van de vergunninghouder bij verlening van de gevraagde omgevingsvergunning in redelijkheid heeft kunnen prevaleren boven het belang van eisers.
7.4
Eisers hebben ter zitting aangegeven dat zij met name hinder ondervinden van de terrassen die ook buiten sluitingstijd niet worden ingeklapt. De rechtbank wijst erop dat eisers tijdens de hoorzitting ten overstaan van de commissie voor de bezwaarschriften op 18 maart 2021 en 4 november 2021 reeds hebben aangevoerd dat de parasols in uitgeklapte toestand het uitzicht ontnemen. In het bestreden besluit heeft het college niet gereageerd op dit in bezwaar naar voren gebrachte standpunt. Het bestreden besluit is in zoverre onvoldoende gemotiveerd en komt voor vernietiging in aanmerking.
De rechtbank ziet het belang in dat eisers hebben bij het dichtkappen van de parasols na sluitingstijd. Daarbij wordt gewezen op het uitzicht dat eisers wordt ontnomen indien de parasols de gehele dag opengeklapt blijven. Nu het voor vergunninghouder een relatief eenvoudige ingreep zal zijn om de parasols na sluitingstijd dicht te klappen, en hij door het opnemen van dit voorschrift aan de vergunning nog altijd zijn bedrijf onder alle weersomstandigheden kan exploiteren, ziet de rechtbank aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen in die zin dat door de rechtbank zelf voorziend aan het bestreden besluit het voorschrift wordt verbonden dat vergunninghouder is gehouden om na sluitingstijd van het terras de aanwezige parasols volledig in te klappen. Indien dit voorschrift wordt opgenomen is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake (meer) van strijd met de goede ruimtelijke ordening.
De rechtbank merkt nog op dat zij op zitting graag [naam vergunninghouder] . als derde partij had betrokken bij de gevoerde discussie over het verbinden van dit voorschrift maar constateert dat deze om haar moverende redenen heeft besloten om niet ter zitting te verschijnen. Dit komt naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van die (derde) partij. [2]
Conclusie
8.1
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt, zelf voorziend, dat aan het bestreden besluit het voorschrift wordt verbonden dat vergunninghouder de parasols telkens na sluitingstijd van zijn horecagelegenheid volledig inklapt.
8.2
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden. Er is niet gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover aan dit besluit geen voorschrift dat ziet op het inklappen van parasols is verbonden;
  • bepaalt dat aan het bestreden besluit als voorschrift wordt verbonden: “vergunninghouder klapt de parasols telkens na sluitingstijd van zijn horecagelegenheid volledig in” en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 181,00 aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 22 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is niet in de gelegenheid
deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage – wettelijk kader
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo
Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het bouwen van een bouwwerk.
Artikel 2.10 van de Wabo
1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, wordt de omgevingsvergunning geweigerd indien:
a. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet;
b. de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet;
c. de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, tenzij de activiteit niet in strijd is met een omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van artikel 2.12;
d. het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend;
e. de activiteit een wegtunnel als bedoeld in de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels betreft en uit de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden blijkt dat niet wordt voldaan aan de in artikel 6, eerste lid, van die wet gestelde norm.
2. In gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning op de grond, bedoeld in het eerste lid, onder c, slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
Besluit omgevingsrecht
In artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) staat: Als categorieën gevallen als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet worden aangewezen de categorieën gevallen in artikel 4 van bijlage II.
Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan wordt afgeweken, komt ingevolge artikel 4, eerste lid, van de bijlage in aanmerking: een bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, wordt voldaan aan de volgende eisen:
niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,
de oppervlakte niet meer dan 150 m2.
Bestemmingsplan [naam bestemmingsplan]
Ter plaatse van de [adres] te [woonplaats] geldt het bestemmingsplan [naam bestemmingsplan] . Aan het perceel is de bestemming ‘Water -waterstaatkundige doeleinden’ met (deels) de functie-aanduiding ‘horeca tot en met categorie 2’ toegekend. Het bouwplan is deels gesitueerd op de bestemming ‘Water – waterstaatkundige doeleinden’ waarvoor deze functie-aanduiding niet geldt.
Op grond van artikel 5.1.2. zijn ter plaatse van de aanduiding horeca (h), tot en met de categorie zoals op de verbeelding is weergegeven, de voor ‘Water – Waterstaatkundige doeleinden’ aangewezen gronden mede bestemd voor de daarbij weergegeven functies.
Op grond van artikel 5.2.4, geldt voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:
a. op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de op grond van 5.1 toegelaten functies;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m, tenzij door middel van een maatvoeringsaanduiding een ander maximum is aangegeven;
c. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen.

Voetnoten

2.Zie in dit verband de ongeveer gelijkluidende overwegingen in ABRvS 27 oktober 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AU5376 (i.h.b. r.o. 2.6).