ECLI:NL:RBZWB:2022:4856
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2022 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De verzoekster had in eerste instantie een aanvraag ingediend voor compensatie van de transitievergoeding, welke door verweerder op 22 juli 2021 werd afgewezen. Na een bezwaarprocedure, waarin het bezwaar door verweerder ongegrond werd verklaard, heeft verzoekster beroep ingesteld. Echter, op 21 april 2022 heeft verweerder het bestreden besluit herzien en de aanvraag van verzoekster alsnog goedgekeurd. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. Verweerder heeft aangegeven akkoord te gaan met een vergoeding in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 759,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 365,- te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen indien zij het niet eens zijn met de uitspraak.