ECLI:NL:RBZWB:2022:4855

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3589 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake handhaving omgevingsvergunning voor parkeerplaatsen

Op 19 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Dit besluit, genomen op 10 juni 2022, verplichtte een derde partij om voor 1 december 2022 een aantal ontbrekende parkeerplaatsen te realiseren, conform een eerder verleende omgevingsvergunning van 6 mei 2015. Verzoekers, bewoners van appartementen, voerden aan dat handhaving onevenredig zou zijn en dat de realisatie van de parkeerplaatsen in de kloostertuin de monumentale waarden zou aantasten en hun woon- en leefklimaat zou schaden.

De voorzieningenrechter overwoog dat de schorsing van het bestreden besluit niet zou betekenen dat de parkeerplaatsen niet aangelegd zouden worden, aangezien de derde partij op basis van de onherroepelijke omgevingsvergunning verplicht was deze te realiseren. Verzoekers hadden verzocht om een bouwstop, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat hij niet bevoegd was om deze te verlenen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De voorzieningenrechter benadrukte dat de onherroepelijke rechtskracht van de omgevingsvergunning niet kon worden aangetast door het treffen van een voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3589 VV

uitspraak van 19 augustus 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[namen verzoekers], te [woonplaats verzoekers], verzoekers,

gemachtigde: mr. L. Prinsen
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghouder]., te [vestigingsplaats vergunninghouder].

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van 10 juni 2022 (bestreden besluit) waarbij derde partij onder oplegging van een dwangsom is gelast uiterlijk 1 december 2022 vier ontbrekende parkeerplaatsen aan de noordzijde én de 12 ontbrekende parkeerplaatsen aan de zuidzijde van het pand [adres pand] te [plaats pand] te realiseren, één en ander conform de omgevingsvergunning van 6 mei 2015 of door de 16 ontbrekende parkeerplaatsen te realiseren door middel van een voor goedkeuring vatbaar alternatief.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op 30 november 2021 heeft een omwonende het college verzocht om handhaving van de op 6 mei 2015 verleende omgevingsvergunning voor de verbouw van het [pand] tot 24 appartementen aan de [adres pand] in [plaats pand] vanwege niet gerealiseerde parkeerplaatsen.
Dit heeft geleid tot het bestreden besluit, waarin het college heeft overwogen dat de omgevingsvergunning onherroepelijk is, dat de wijze waarop het parkeren dient te worden gerealiseerd onderdeel uitmaakt van de onherroepelijk vergunning, dat dit niet is gebeurd en dat daardoor sprake is van overtreding van artikel 2.1 lid 1 onder a en c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en artikel 2.3 aanhef en sub b van de Wabo.
2. Verzoekers zijn bewoners van de appartementen. Zij hebben aangevoerd dat handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Ze hebben ernstige bezwaren tegen het realiseren van parkeerplaatsen in de kloostertuin omdat daardoor de monumentale waarden van het gemeentelijke monument worden aangetast, hun woon- en leefklimaat en de verkeersveiligheid in het geding komen en de groenvoorziening verloren gaat. Dit klemt vooral nu het college zich op het standpunt stelt dat de beoogde parkeerplaatsen als voorziening voor de bewoners van [pand] worden gerealiseerd, maar de bewoners zelf menen dat geen sprake is van een parkeerprobleem, aldus verzoekers.
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen en voorts een bouwstop op te leggen voor de realisatie van 16 parkeerplaatsen aan [adres pand] te [plaats pand].
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. De voorzieningenrechter overweegt dat schorsing van het bestreden besluit niet betekent dat de 16 parkeerplaatsen niet zullen worden aangelegd. Derde partij is immers ook op grond van de onherroepelijke omgevingsvergunning gehouden om deze parkeerplaatsen te realiseren. Om dit laatste te voorkomen hebben verzoekers kennelijk verzocht om een bouwstop op te leggen, maar de voorzieningenrechter beschikt niet over de bevoegdheid daartoe. Het treffen van een voorziening met de strekking dat derde partij zich dient te onthouden van het aanleggen van de 16 parkeerplaatsen is te verstrekkend. Te meer omdat verzoekers daarmee beogen om de onherroepelijke rechtskracht van de omgevingsvergunning van 6 mei 2015 aan te tasten.
5. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 19 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier R.P. Broeders, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.