ECLI:NL:RBZWB:2022:4835

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
19 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3755 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening rijvaardigheidsonderzoek na incident met voertuig

Op 17 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het CBR had op 14 juli 2022 besloten dat verzoekster moest meewerken aan een rijvaardigheidsonderzoek en dat zij voorlopig niet meer mocht rijden. Dit besluit volgde op een melding van de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, die op 27 mei 2022 een incident had gerapporteerd waarbij verzoekster met haar voertuig een gevel had geramd. Verzoekster had verklaard dat zij de rem wilde intrappen, maar per ongeluk het gaspedaal intrapte, terwijl haar gemachtigde stelde dat de auto niet automatisch vooruit zou kruipen bij stilstand.

Tijdens de zitting op 17 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter de verklaringen van verzoekster en haar gemachtigde gehoord, evenals de informatie van de politie. De voorzieningenrechter concludeerde dat het vermoeden van de politie gerechtvaardigd was, gezien de impact van het incident en de schade die was aangericht. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster niet langer beschikte over de rijvaardigheid of de lichamelijke of geestelijke geschiktheid die vereist is voor het besturen van motorrijtuigen.

De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat verzoekster haar rijbewijs niet mag gebruiken totdat de uitslag van het rijvaardigheidsonderzoek bekend is. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3755
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 17 augustus 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam verzoekster], uit [woonplaats verzoekster], verzoekster

(gemachtigde: mr. P.W.H. Stassen),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (het CBR), verweerder.

Zitting

De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 17 augustus 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en [naam gemachtigde] als gemachtigde van het CBR.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de voorzieningenrechter hierna onder de beslissing.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van het CBR van 14 juli 2022 (bestreden besluit) waarin is bepaald dat verzoekster moet meewerken aan een rijvaardigheidsonderzoek en dat zij voorlopig niet meer mag rijden.
Aanleiding voor het bestreden besluit is geweest dat de Politie Eenheid Zeeland-West-Brabant op 27 mei 2022 aan het CBR een mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw) heeft gedaan van het vermoeden dat verzoekster niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid vereist voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven. Het vermoeden is gebaseerd op de volgende, niet aan alcohol gerelateerde, feiten en omstandigheden:
“Rapporteur ontving een melding dat er een voertuig een gevel in was gereden bij een woning. […] Ter plaatse bleek een voertuig de gevel te hebben geramd van sportschool [naam sportschool]. De bestuurster was al uit het voertuig en er was geen letsel. De bestuurster van de Mercedes verklaarde dat ze de rem in wilde trappen en vervolgens het gaspedaal intrapte. Hierdoor raakte de Mercedes de gevel van het pand en een ander voertuig.”
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het CBR heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Om te beoordelen of het vermoeden van de politie, dat verzoekster niet langer beschikt over de rijvaardigheid of de lichamelijke of geestelijke geschiktheid vereist voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven, gerechtvaardigd is, acht de voorzieningenrechter het in de eerste plaats van belang om vast te stellen wat er feitelijk is gebeurd op 27 mei 2022.
Verzoekster heeft ter zitting ontkend dat zij heeft verklaard zoals de politie heeft gerapporteerd.
Wat feitelijk kan worden vastgesteld is dat verzoekster in een parkeervak wilde parkeren en dat dat niet goed is gegaan. Verzoekster heeft de auto in het naastgelegen parkeervak geraakt, is vervolgens een stoeprand opgereden, heeft daarna een afstand ongeveer twee meter over die stoep gereden en is vervolgens de gevel van het pand van haar fysiotherapeut ingereden, waarbij de onderkant van de muur het heeft begeven en het kozijn van het raam is ontzet. De airbags in de auto van verzoekster zijn geactiveerd en het interne alarmsysteem heeft automatisch de politie gewaarschuwd.
4. Over de toedracht van het incident zijn verschillende verklaringen gegeven. Volgens de informatie van de politie zou verzoekster kort na het incident ter plaatse hebben verklaard dat zij het rempedaal wilde intrappen, maar dat zij het gaspedaal intrapte. Verzoekster heeft zelf op de zitting verklaard dat zij geen enkel pedaal heeft ingetrapt, dat haar auto een automatisch schakelsysteem heeft en daardoor uit zichzelf doorreed. De gemachtigde van verzoekster heeft op de zitting daarentegen verklaard dat de auto van verzoekster zodanig was ingesteld dat deze niet automatisch vooruit kruipt bij stilstand, dat verzoekster het gaspedaal moest indrukken om goed in te parkeren en dat zij dat vermoedelijk iets te abrupt heeft gedaan.
Vast staat dat de auto geen technische gebreken vertoonde.
De voorzieningenrechter is van oordeel op basis van de drie geschetste scenario’s dat vast staat dat het incident hoe dan ook heeft plaatsgehad door handelen of nalaten van verzoekster. Immers in het scenario van de politie heeft zij het onjuiste pedaal ingetrapt (het gaspedaal in plaats van de rem), in haar eigen scenario heeft zij nagelaten het juiste pedaal (de rem) in te trappen en in het scenario van de gemachtigde heeft verzoekster het juiste pedaal (het gaspedaal) te abrupt ingetrapt.
Op grond van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 kan niet alleen het intrappen van het onjuiste pedaal of het niet intrappen van het juiste pedaal leiden tot schorsing van de geldigheid van het rijbewijs, maar ook het niet onder controle kunnen houden van het motorrijtuig. [1]
5. De voorzieningenrechter overweegt, afgaand op de schade die is aangericht aan het gebouw en aan de andere auto en op het feit dat de airbags zijn geactiveerd, dat het incident een behoorlijke impact heeft gehad.
6. De voorzieningenrechter acht, op basis van het voorgaande, het vermoeden gerechtvaardigd dat verzoekster niet langer beschikt over de rijvaardigheid of de lichamelijke of geestelijke geschiktheid vereist voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor haar een rijbewijs is afgegeven.
De Wegenverkeerswet 1994 schrijft dan dwingendrechtelijk voor dat er een onderzoek naar de rijvaardigheid plaatsvindt en dat de geldigheid van het rijbewijs wordt geschorst. Volgens de rechtspraak kan daar in zeer uitzonderlijke gevallen een uitzondering op worden gemaakt, maar van een zeer uitzonderlijk geval is hier geen sprake. Voor het onderhouden van sociale contacten, het doen van boodschappen en het bezoeken van huisarts en fysiotherapeut kan verzoekster gebruik maken van alternatieve vervoersmogelijkheden, zoals openbaar vervoer en taxivervoer, zo is ook op de zitting besproken.

Conclusie en gevolgen

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat verzoekster geen gebruik mag maken van haar rijbewijs tot de uitslag van het rijvaardigheidsonderzoek bekend is gemaakt. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2022 door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van N.A. D’Hoore, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 2, eerste lid, van de Regeling, gelezen in samenhang met artikel A.I.1, eerste lid, en artikel A.I.3, derde lid, aanhef en onder a, van de Bijlage bij de Regeling.