ECLI:NL:RBZWB:2022:4809

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
21/2993
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke beoordeling van naheffingsaanslag parkeerbelasting door de rechtbank

Op 15 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De zaak betreft een naheffingsaanslag parkeerbelasting van € 64,83, opgelegd aan de belanghebbende omdat hij op 16 juni 2021 omstreeks 12:38 uur zijn auto had geparkeerd op een parkeerterrein zonder de parkeerbelasting te voldoen. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar van de belanghebbende ongegrond, waarna de belanghebbende in beroep ging tegen deze beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende de parkeerbelasting pas in de middag had voldaan, terwijl hij zijn auto al in de ochtend had geparkeerd. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht de naheffingsaanslag had opgelegd, omdat de belanghebbende niet aan de verplichting had voldaan om de belasting bij de aanvang van het parkeren te betalen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2993
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
en
De heffingsambtenaar van de gemeente Breda(de heffingsambtenaar).

1.Inleiding

1.1
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 64,83, bestaande uit een bedrag aan belasting van € 0,33 en € 64,50 aan kosten (hierna: de naheffingsaanslag parkeerbelasting).
1.2
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 10 juli 2021.
1.3
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

2.Feiten

2.1
De auto met kenteken [kenteken] stond op 16 juni 2021 omstreeks 12:38 uur stil op een parkeerterrein aan de [straatnaam] te [plaats]. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Op dat parkeerterrein geldt voor het parkeren van maandag tot en met zondag van 09.00 uur tot 18.00 uur een tarief, per keer, per dag van € 3,-. [1] Tijdens de controle met een scanauto op voornoemde datum en tijdstip is geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
2.2.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende de naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.3
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.4
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij de parkeerbelasting op 16 juni 2021 heeft voldaan voor de gehele dag. Hij heeft zijn auto in de ochtend geparkeerd en was vergeten om zijn parkeer app te activeren. In de middag heeft hij dit alsnog gedaan en heeft hij de parkeerbelasting voor de gehele dag (€ 3,-) alsnog voldaan.
3.5
De rechtbank is van oordeel dat de heffingsambtenaar de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht heeft opgelegd aan belanghebbende. In artikel 5, eerste lid, van de Parkeerverordening staat dat parkeerbelasting wordt voldaan op aangifte. Daar wordt onder verstaan: het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Parkeerverordening is de belasting verschuldigd bij de aanvang van het parkeren. Belanghebbende heeft niet bij de aanvang van het parkeren parkeerbelasting voldaan. Hij heeft de parkeerapp immers pas in de middag geactiveerd, terwijl hij daar in de ochtend al stond geparkeerd. Het dan alsnog aanmelden van de auto bij een parkeerapp is te laat. In het verweerschrift heeft de heffingsambtenaar toegelicht dat in dat geval immers al kosten zijn gemaakt voor het opleggen van de naheffingsaanslag. Indien belanghebbende de belasting direct bij de aanvang van het parkeren had voldaan, waren die kosten niet gemaakt.

4.Conclusie en gevolgen

4.1
Belanghebbende heeft zijn auto geparkeerd op een plaats en tijdstip waar alleen tegen parkeerbelasting geparkeerd mag worden. Uit het voorgaande blijkt dat belanghebbende niet aan die verplichting heeft voldaan. De heffingsambtenaar was daarom bevoegd om een naheffingsaanslag op te leggen. Het beroep is ongegrond.
4.2
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 15 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Wettelijk kader
Verordening parkeerbelastingen Breda 2021 (Parkeerverordening)
Artikel 1, onder a, van de Parkeerverordening
Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Artikel 4 van de Parkeerverordening
De maatstaf van heffing en het belastingtarief zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende Tarieven- en kostentabel parkeerbelastingen 2021.
Artikel 5, eerste lid, van de Parkeerverordening
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor het parkeren met gebruikmaking van parkeerapparatuur, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
Artikel 6, eerste lid, van de Parkeerverordening
De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij aanvang van het parkeren in werking stellen van parkeerapparatuur geschiedt door het met een (mobiele) telefoon of ander toegelaten communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.
Artikel 8 van de Parkeerverordening
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a en b, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Voetnoten

1.Artikel 4 en 8 van de Verordening parkeerbelastingen Breda 2021 en het Aanwijzingsbesluit parkeerbelastingen 2021.