ECLI:NL:RBZWB:2022:4805

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 augustus 2022
Publicatiedatum
18 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3040
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. P.R. Klaver, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. J.F.C.A.M. Weterings. De eiser had een WIA-uitkering die per 1 juni 2020 was gewijzigd door het UWV, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 47,59%. Na bezwaar van de eiser werd deze mate herzien naar 45,21%. De eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.

De rechtbank heeft de procedure zonder zitting behandeld en het onderzoek gesloten. De eiser stelde dat zijn medische situatie slechter was dan het UWV had aangenomen en vroeg om een onafhankelijk medisch en arbeidsdeskundig onderzoek. De rechtbank heeft de medische rapporten van het UWV beoordeeld en geconcludeerd dat deze zorgvuldig tot stand zijn gekomen en voldoen aan de gestelde voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat de eiser op 3 maart 2020 voor 45,21% arbeidsongeschikt was.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere beslissing van het UWV in stand blijft. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren, omdat de medische en arbeidskundige beoordelingen voldoende onderbouwd waren. De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische onderbouwing in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3040

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. J.F.C.A.M. Weterings).

Procesverloop

Met het besluit van 28 september 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) gewijzigd per 1 juni 2020, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid vanaf 3 maart 2020 is bepaald op 47,59%.
Met het besluit van 18 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid gesteld op 45,21%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser had een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 40,26%. Het UWV heeft na een melding van toegenomen klachten een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiser.
2. Een arts van het UWV [1] heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 3 maart 2020. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vijf functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de voor de schatting gebruikt functies 52,41% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 47,59%. Daarom krijgt eiser per 1 juni 2020 een WIA-uitkering naar dit percentage.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt dat eiser de geduide functies niet allemaal kan uitvoeren. Zij heeft daarom twee functies laten vervallen. De overige drie functies zijn gehandhaafd. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is op basis van deze functies bepaald op 45,21%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

4. Eiser is het niet met het UWV eens. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Hij vindt dat hij volledig arbeidsongeschikt is. Eiser vraagt een onafhankelijk medisch en arbeidsdeskundig onderzoek.

Waarover het gaat in deze zaak

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 45,21% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 3 maart 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

6
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 3 maart 2020 voor 45,21% arbeidsongeschikt is en daarom per 1 juni 2020 recht heeft op een WIA-uitkering naar dat percentage. De rechtbank zal dat uitleggen.
7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Zij heeft eiser telefonisch op het spreekuur gesproken. Zij beschrijft (onder andere) de klachten van eiser, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 21 mei 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en informatie van de behandelaar bestudeerd. Ook heeft zij eiser gesproken op de hoorzitting en aansluitend onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
10
.Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat de informatie geen aanleiding geeft haar standpunt te wijzigen.
11. De (verzekerings-)artsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings-)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
12. De arts heeft aangenomen dat eiser beperkt wordt door psychische klachten (depressieve episode) en fysieke klachten (knieklachten links, tinnitus met verminderd gehoor). In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk en sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
13
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 21 mei 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. De arts heeft terecht gesteld dat er geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden. Voor de verminderde stressbestendigheid zijn beperkingen aangenomen in persoonlijk en sociaal functioneren. Privéomstandigheden spelen een onderhoudende rol bij de psychische klachten en de mate van inactiviteit van eiser is niet passend bij de vastgestelde mate van de depressie. Eiser is verder aangewezen op licht fysiek werk vanwege de fysieke klachten. Er zijn volgens haar geen aandoeningen gemist en de aangenomen beperkingen zijn voldoende.
14. Eiser voert aan dat het UWV ten onrechte de arbeidsongeschiktheid heeft bepaald op 45,21%. Hij lijdt aan een depressieve stoornis en er is sprake van een somatische symptoomstoornis en verwante stoornis. Hij wordt behandeld met antidepressiva en zijn tinnitusklachten zijn verergerd. Eiser vindt dat hij volledig arbeidsongeschiktheid is. Ter onderbouwing heeft hij informatie van zijn psychiater van 15 juni 2021 overgelegd. Hij vraagt de rechtbank om een onafhankelijk medisch en arbeidsdeskundig onderzoek.
15
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom het in beroep overgelegde stuk van de psychiater geen reden vormt om meer beperkingen aan te nemen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat de ontvangen medische informatie geen aanleiding geeft om meer beperkingen aan te nemen. De klachten waren al bekend en meegenomen in de beoordeling. Tevens is niet gebleken dat er op 1 juni 2020 sprake was van een andere medische situatie dan op 3 maart 2020. De rechtbank kan deze toelichting volgen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiser meer klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiser zijn klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de overige klachten die eiser ervaart op 3 maart 2020.
16. Eiser vindt dat de rechtbank een medisch deskundige moet benoemen
.
17
.De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank wijst het verzoek om een medisch deskundige te benoemen daarom af.
De arbeidskundige beoordeling
18. Uitgaande van de juistheid van de bij eiser vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiser heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De rechtbank ziet geen reden om een onafhankelijk arbeidskundig onderzoek te laten uitvoeren
.Eiser heeft ook niet onderbouwd waarom hij vindt dat de rechtbank een onafhankelijk arbeidskundig onderzoek moeten laten uitvoeren.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 3 maart 2020 met de middelste van de geduide functies 54,89% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als algemeen medewerker bij een vishandel, zodat eiser voor de overige 45,21% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

20. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiser per 1 juni 2020 terecht bepaald op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 45,21%.
21. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 18 augustus 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het Sociaal Medisch Oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.