In deze zaak heeft de stichting Wonenbreburg een kort geding aangespannen tegen een gedaagde huurder, die niet is verschenen. Wonenbreburg vordert dat de gedaagde medewerking verleent aan renovatiewerkzaamheden aan de gehuurde woning, die noodzakelijk zijn voor groot onderhoud. De gedaagde huurt sinds 12 september 2012 en heeft niet ingestemd met de geplande werkzaamheden, ondanks dat meer dan 70% van de huurders akkoord is gegaan. Wonenbreburg heeft de gedaagde herhaaldelijk verzocht om toegang te verlenen voor de werkzaamheden, maar de gedaagde heeft hier niet op gereageerd.
De kantonrechter overweegt dat Wonenbreburg een spoedeisend belang heeft bij de vordering, gezien de renovatieplanning. De rechter oordeelt dat de gedaagde op grond van het Burgerlijk Wetboek verplicht is om medewerking te verlenen aan de werkzaamheden, omdat hij niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. De rechter wijst de vordering tot medewerking toe, met uitzondering van enkele optionele werkzaamheden. Tevens wordt de gedaagde veroordeeld tot tijdelijke ontruiming van een gedeelte van de woning, zodat de werkzaamheden kunnen plaatsvinden. De kosten van het geding worden aan de gedaagde opgelegd, inclusief een dwangsom voor het niet naleven van de veroordelingen.