ECLI:NL:RBZWB:2022:4782

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 augustus 2022
Publicatiedatum
17 augustus 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3044
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in bestuursrechtelijke geschillen met betrekking tot urgentieverklaringen

Op 19 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiseres en de urgentiecommissie van Alwel, Laurentius en WonenBreburg. Eiseres had beroep ingesteld tegen een brief van de urgentiecommissie van 4 mei 2022, waarin haar aanvraag voor een urgentieverklaring was afgewezen. De rechtbank heeft zich echter kennelijk onbevoegd verklaard om van het beroep kennis te nemen.

De rechtbank overweegt dat alleen tegen besluiten van bestuursorganen beroep kan worden ingesteld. De urgentiecommissie wordt niet aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat zij geen publiekrechtelijke bevoegdheid heeft en geen orgaan is van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon. De rechtbank concludeert dat de brief van de urgentiecommissie geen besluit is in de zin van de Awb, waardoor zij niet bevoegd is om het beroep te behandelen.

De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft eiseres geadviseerd haar geschil voor te leggen aan de burgerlijke rechter. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3044

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2022 in de zaak tussen

[naam eisers] , uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Gungormez),
en
de urgentiecommissie van Alwel, Laurentius en WonenBreburg(de urgentiecommissie), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen de brief van de urgentiecommissie van 4 mei 2022 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Omdat de rechtbank zich kennelijk onbevoegd verklaard, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zich kennelijk onbevoegd verklaard.
2. Eiseres voert aan dat zij een aanvraag tot afgifte van een urgentieverklaring heeft ingediend en dat deze aanvraag bij besluit van 22 februari 2022 is afgewezen. Daartegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Volgens eiseres betreft de brief van 4 mei 2022 van de urgentiecommissie een appellabel besluit in de zin van de Awb, inhoudende de buitenbehandelingstelling van het bezwaar dan wel de weigering om een beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres. Ter onderbouwing van haar stelling, verwijst eiseres in haar bezwaarschrift naar de aangenomen motie van Koerhuis [1] .
3. Alvorens in te gaan op de inhoudelijke gronden van beroep moet de rechtbank ambtshalve beoordelen of zij bevoegd is van het bij haar ingestelde beroep kennis te nemen. Alleen tegen een besluit van een bestuursorgaan kan beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
4. De urgentiecommissie is geen bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder a, van de Awb, omdat de urgentiecommissie geen orgaan is van een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon.
5. De urgentiecommissie is evenmin een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, onder b, van de Awb. Zij is niet met enig openbaar gezag bekleed, omdat er aan haar geen publiekrechtelijke bevoegdheid is toegekend tot het bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 4 van de Huisvestingswet blijkt dat de wetgever het beleid over de woonruimteverdeling niet uitsluitend publiekrechtelijk heeft willen regelen. De woningcorporaties in Breda en Tilburg voeren een urgentiebeleid op basis van privaatrechtelijke afspraken. Gesteld noch gebleken is dat de Huisvestingsverordening Tilburg 2020 dan wel de Huisvestingsverordening Breda 2020 een regeling bevat voor het verstrekken van urgentieverklaringen en waarbij aan de urgentiecommissie de publiekrechtelijke bevoegdheid is toegekend tot het beslissen op urgentieaanvragen. Daarom is de urgentiecommissie geen bestuursorgaan in de zin van de Awb.
6. Eiseres stelt dat wel sprake is van een appellabel besluit in de zin van de Awb, omdat in de aangenomen motie Koerhuis is vastgesteld dat een urgentieregeling moet worden vastgelegd in een huisvestingsverordening en dat tegen besluiten op basis van die regeling bezwaar en beroep moet open staan. Dit standpunt kan eiseres echter niet baten. Zolang de Huisvestingswet (nog) niet is gewijzigd, of een concreet voorstel daartoe in behandeling is genomen, is er geen wettelijke grondslag om de urgentiecommissie als een bestuursorgaan in de zin van de wet aan te merken, omdat zij geen publiekrechtelijke bevoegdheid uitoefent. Nu de urgentiecommissie geen bestuursorgaan is, is de brief van de urgentiecommissie van 4 mei 2022 geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
7. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank kennelijk onbevoegd is om kennis te nemen van het beroep. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Eiseres kan haar geschil voorleggen aan de burgerlijke rechter.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier op 19 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Tweede Kamer, vergaderjaar 2020-2021, 32 847, nr. 789.