ECLI:NL:RBZWB:2022:4778
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de toekenning van bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 augustus 2022, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor bijzondere bijstand beoordeeld. Eiseres had op 1 oktober 2020 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van een matras, welke door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg op 15 oktober 2020 werd afgewezen. Na bezwaar heeft het college op 7 januari 2021 alsnog bijzondere bijstand toegekend, maar in de vorm van een geldlening van € 99,00 voor de aanschaf van een matras, terwijl de aanvraag voor een matrasbeschermer werd afgewezen. Eiseres was van mening dat er bijzondere omstandigheden waren die een gift rechtvaardigden, maar het college stelde dat eiseres onvoldoende besef van verantwoordelijkheid had getoond door geen aanspraak te maken op haar recht op een gedeelte van de gezamenlijke inboedel na scheiding.
De rechtbank oordeelt dat de toekenning van de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening terecht is, omdat eiseres niet heeft aangetoond dat zij niet over een matras beschikte. De rechtbank benadrukt dat de bewijslast bij eiseres ligt en dat het college beleid heeft dat bepaalt dat bijzondere bijstand als geldlening wordt verstrekt bij tekortkomend besef van verantwoordelijkheid. Eiseres heeft geen bewijsstukken overgelegd die haar stellingen ondersteunen, waardoor de rechtbank concludeert dat het college in overeenstemming met zijn gedragslijn heeft gehandeld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen griffierecht terugkrijgt en ook geen vergoeding van proceskosten ontvangt.