Op 18 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van stalking en poging tot afpersing. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van stalking, omdat onvoldoende bewijs was voor de vereiste stelselmatigheid. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor stalking, aangezien de verdachte slechts twee berichten had gestuurd en eenmaal bij de woning van het slachtoffer had aangebeld. De rechtbank oordeelde dat dit niet voldeed aan de criteria voor stalking.
Voor de poging tot afpersing oordeelde de rechtbank echter anders. De verdachte had een digitaal bericht gestuurd aan het slachtoffer waarin hij onder dreiging met geweld betaling eiste van een geldbedrag. De rechtbank achtte dit wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaringen van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank legde een taakstraf op van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, en hield rekening met de ernst van het feit en de kwetsbaarheid van het slachtoffer.
De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding gevorderd, maar de rechtbank verklaarde deze niet-ontvankelijk, omdat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank besloot dat de vordering bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.