ECLI:NL:RBZWB:2022:4728

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 augustus 2022
Publicatiedatum
15 augustus 2022
Zaaknummer
02-160505-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring zonder oplegging van straf voor schuldwitwassen na Marktplaatsoplichtingen

Op 16 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van schuldwitwassen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. A. Vroombout, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd ervan beschuldigd zich schuldig te hebben gemaakt aan het witwassen van een bedrag van € 6.189,36, dat verkregen zou zijn uit oplichtingspraktijken via Marktplaats. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan schuldwitwassen van een bedrag van € 1.688,50, dat hij had verworven en voorhanden had gehad in de periode van 25 tot en met 30 juli 2018. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist van het bestaan van andere rekeningen die op zijn naam stonden, maar dat hij welbewust de kans had aanvaard dat zijn rekening gebruikt zou worden voor criminele activiteiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het overige deel van de tenlastelegging, maar verklaarde hem schuldig aan schuldwitwassen. De officier van justitie had geen straf geëist, maar de rechtbank besloot om geen straf of maatregel op te leggen, gezien de lange duur van de procedure en de omstandigheden van de zaak. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, omdat de schade niet direct voortvloeide uit het bewezenverklaarde feit. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen 63 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-160505-20
vonnis van de meervoudige kamer van 16 augustus 2022
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [Adres]
raadsman mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 augustus 2022, waarbij de officier van justitie, mr. A. Vroombout, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van € 6.189,36.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen van een bedrag ter hoogte van € 1.688,50. Hij baseert zich daarbij op de bevindingen ten aanzien van het rekeningnummer [Rekeningnummer 1] , de aangiftes waarin wordt verwezen naar dit rekeningnummer en de verklaring van verdachte. Ten aanzien van het in de tenlastelegging resterende bedrag kan naar de mening van de officier van justitie geen veroordeling volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het feit dat verdachte nooit wetenschap heeft gehad van het oneigenlijke gebruik van zijn bankrekening en dat hij ook niets wist van de nieuwe rekeningen die op zijn naam zijn geopend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er vijftien aangiftes van oplichting zijn gedaan waarbij de aangevers hebben gemeld dat zij geld hebben overgemaakt aan het rekeningnummer [Rekeningnummer 1] op naam van verdachte. Al deze overboekingen hebben plaatsgevonden in de periode van 25 tot en met 30 juli 2018. In totaal is er € 1.688,50 op deze rekening ontvangen waarvan kan worden vastgesteld dat het uit enig misdrijf is verkregen.
Gedurende deze periode werd er meerdere keren contant geld opgenomen van de desbetreffende rekening. Uit de bewijsmiddelen volgt niet wie dit geld heeft opgenomen. Echter, uit het dossier blijkt wel dat verdachte zelf op 26 juli 2018 geld op de rekening heeft gestort vanaf zijn spaarrekening en dit bedrag vervolgens heeft overgemaakt aan “ [Naam 1] ” met de omschrijving “geld voor morgen om te tanken en naar mijn pa te gaan”. Op 27 juli 2018 heeft hij nogmaals een bedrag overgeboekt namelijk aan [Naam 2] met de omschrijving “geld van mijn werk”.
Verdachte heeft verklaard dat zijn bankpas behorende bij voornoemde rekening is afgenomen, dat hij onder dwang zijn pincode en inloggegevens van zijn bankpas heeft afgegeven aan een persoon en dat die persoon ook een foto van zijn identiteitsbewijs heeft gemaakt.
Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat er ook aangiftes van oplichting zijn gedaan door anderen. Ook zij melden geld over te hebben gemaakt naar een rekening op naam van verdachte. Deze rekeningen zijn onderzocht en hierbij is niet gebleken dat zij daadwerkelijk door verdachte zelf zijn geopend, dan wel dat verdachte er zelf gebruik van heeft gemaakt. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de rekeningen op zijn naam stonden.
Beoordeling
Hoewel de rekeningen op naam van verdachte staan, is de rechtbank van oordeel dat op basis van voornoemde niet vastgesteld kan worden dat verdachte wist van het bestaan van de rekeningen met nummers [Rekeningnummer 2] , [Rekeningnummer 3] en [Rekeningnummer 4] . Om die reden kan er geen sprake zijn van witwassen of schuldwitwassen door verdachte van bedragen die door aangevers van oplichting op die rekeningen zijn gestort. De rechtbank spreekt verdachte dan ook partieel vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Dit is anders voor de rekening met nummer [Rekeningnummer 1] . Verdachte heeft de pinpas en toegangsgegevens voor deze rekening afgestaan aan een derde. Hoewel dit volgens verdachte onder dwang is gebeurd, is niet gebleken dat hij hiervan melding heeft gedaan bij de bank of bij de politie. Gelet op de omstandigheden waaronder zijn bankpas en gegevens zijn afgenomen, had verdachte in moeten grijpen om te voorkomen dat zijn rekening kon worden gebruikt voor criminele activiteiten. Door dit na te laten heeft hij welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij op de rekening gelden zou verwerven en voorhanden zou hebben die uit enig misdrijf afkomstig zouden zijn.
Verdachte heeft niet alleen nagelaten om de bank en de politie te waarschuwen, hij is zelf de rekening blijven gebruiken alsof er niets aan de hand was. Verdachte ontving bijvoorbeeld nog altijd loon op de rekening. In de periode van 25 juli 2018 tot en met 30 juli 2018 heeft hij ook éénmaal een bedrag op de rekening gestort en tweemaal een bedrag overgeboekt vanaf de rekening. Verdachte had dus toegang tot de rekening en kon dan ook in voornoemde periode zien dat er door voor hem onbekende personen geldbedragen op de rekening werden gestort. Hij heeft die bedragen verworven en voorhanden gehad. Feitelijk kon hij ook over die bedragen beschikken. Door de manier waarop hij zijn bankpas en gegevens af had moeten staan, kon verdachte redelijkerwijs vermoeden dat die bedragen afkomstig waren uit enig misdrijf.
ConclusieAlles overwegende acht de rechtbank het schuldwitwassen van een bedrag van € 1.688,50 in de periode van 25 juli 2018 tot en met 30 juli 2018 wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 25 juli 2018 tot en met 30 juli 2018, in Nederland, een geldbedrag van
€ 1.688,50,
- heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het geldbedrag onmiddellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte geen straf op te leggen maar te bepalen dat verdachte de schade van benadeelde partijen [Benadeelde partij 1] , [Benadeelde partij 2] , [Benadeelde partij 3] , [Benadeelde partij 4] , [Benadeelde partij 5] , [Benadeelde partij 6] , [Benadeelde partij 7] , [Benadeelde partij 8] , [Benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 10] en [Benadeelde partij 11] zal vergoeden. Dit vormt tezamen een totaalbedrag ter hoogte van € 1.663,95.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gelet op haar standpunt met betrekking tot de bewijsbaarheid van de zaak, geen standpunt over de strafoplegging ingenomen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewezen is dat verdachte een bedrag van € 1.688,50 heeft witgewassen. Door zijn gegevens af te geven, kon zijn rekeningnummer worden gebruikt om opbrengsten uit oplichtingspraktijken te ontvangen. Door de oplichtingspraktijken is een groot aantal personen benadeeld. De bedragen waarvoor zij per persoon zijn opgelicht, zijn relatief laag, maar dit maakt de oplichtingen niet minder vervelend. Bovendien is gelet op het grote aantal oplichtingen door de oplichter(s) alsnog een groot bedrag buitgemaakt. Hoewel niet bewezen is dat verdachte de aangevers zelf heeft opgelicht, heeft hij de oplichting wel mogelijk gemaakt. Het is namelijk voor de oplichter(s) een stuk lastiger om mensen op te lichten als zij geen gebruik kunnen maken van rekeningen om de bedragen op te laten storten.
Uit de oriëntatiepunten van de rechtbank op het gebied van fraude volgt dat voor soortgelijke feiten betreffende bedragen tot € 10.000,00 gevangenisstraffen tussen 1 week en 2 maanden kunnen worden opgelegd. De rechtbank stelt echter vast dat verdachte al op 8 december 2018 over onderhavige zaak is gehoord. Er is dan ook sprake van een zeer forse overschrijding van de redelijke termijn. Daarnaast blijkt uit het strafblad van verdachte dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht aan de orde is. De zaak had eerder gelijktijdig met een andere zaak afgedaan kunnen worden. Dit is niet gebeurd en de vertraging is niet aan verdachte te wijten.
De officier van justitie heeft verzocht bij wijze van straf de vergoeding van de schade aan de door hem genoemde benadeelden te gelasten. Gelet op hetgeen dat hierna onder punt 7 wordt overwogen, is de rechtbank van oordeel dat een dergelijke schadevergoeding niet passend is.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een straf of maatregel voor het bewezenverklaarde niet langer passend is. Zij zal verdachte dan ook schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.

7.De benadeelde partijen

Benadeelde partijen [Benadeelde partij 12] , [Benadeelde partij 13] , [Benadeelde partij 1] , [Benadeelde partij 2] , [Benadeelde partij 14] , [Benadeelde partij 15] , [Benadeelde partij 16] , [Benadeelde partij 17] , [Benadeelde partij 18] , [Benadeelde partij 19] , [Benadeelde partij 3] , [Benadeelde partij 4] , [Benadeelde partij 20] , [Benadeelde partij 5] , [Benadeelde partij 7] , [Benadeelde partij 6] , [Benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 10] , [Benadeelde partij 8] , [Benadeelde partij 11] en [Benadeelde partij 21] vorderen ieder afzonderlijk een schadevergoeding voor materiële schade ontstaan door het tenlastegelegde feit. De specificatie van hun vorderingen is opgenomen als bijlage III bij dit vonnis.
De rechtbank stelt vast dat alle benadeelde partijen aanvoeren dat zij schade hebben doordat zij zijn opgelicht toen zij iets wilden kopen via [Naam 3] . In onderhavige zaak is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen. De rechtbank is van oordeel dat de oplichting van benadeelden en het bewezenverklaarde schuldwitwassen te ver van elkaar verwijderd zijn om nog te kunnen spreken van rechtstreekse schade. Het feit dat een deel van de benadeelde partijen een bedrag heeft overgemaakt naar de rekening waarmee door verdachte is witgewassen, maakt deze beoordeling niet anders. De schade is immers niet ontstaan door de witwashandeling van verdachte, maar door de oplichting door een ander of anderen. De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen afwijzen. De rechtbank bepaalt dat benadeelde partijen en verdachte ieder de eigen kosten dragen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63, 420quater van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
schuldwitwassen
- verklaart verdachte strafbaar;
Schuldigverklaring
- verklaart verdachte schuldig maar legt aan hem geen straf of maatregel op;
Benadeelde partijen
- wijst de vorderingen van de benadeelde partijen [Benadeelde partij 12] , [Benadeelde partij 13] , [Benadeelde partij 1] , [Benadeelde partij 2] , [Benadeelde partij 14] , [Benadeelde partij 15] , [Benadeelde partij 16] , [Benadeelde partij 17] , [Benadeelde partij 18] , [Benadeelde partij 19] , [Benadeelde partij 3] , [Benadeelde partij 4] , [Benadeelde partij 20] , [Benadeelde partij 5] [Benadeelde partij 7] , [Benadeelde partij 6] , [Benadeelde partij 9] , [benadeelde partij 10] , [Benadeelde partij 8] , [Benadeelde partij 11] en [Benadeelde partij 21] af;
- bepaalt dat benadeelde partijen en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. E.G.F. Vliegenberg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 augustus 2022.
Mrs. Hello en Vliegenberg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.