ECLI:NL:RBZWB:2022:471
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen besluit Sociale Verzekeringsbank
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) van 4 september 2018, waarin haar uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) werd beëindigd. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 31 oktober 2019 in Breda, waar verzoekster werd bijgestaan door haar gemachtigde en medisch adviseur. De Svb was vertegenwoordigd door mr. A. Marijnissen. Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend om een deskundige te raadplegen. Op 18 augustus 2020 heeft psychiater [naam psychiater] een rapport uitgebracht. De rechtbank heeft op 1 juni 2021 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek leed. De Svb kreeg de kans om dit gebrek te herstellen, wat resulteerde in een herziene beslissing op bezwaar op 15 juli 2021, waarbij de Svb verzoeksters bezwaar gegrond verklaarde en haar Anw-uitkering voortzette.
Verzoekster trok vervolgens haar beroep in, maar verzocht de Svb in de proceskosten te veroordelen. De Svb heeft gereageerd op dit verzoek. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overwoog dat, op grond van artikel 8:75a van de Awb, de Svb veroordeeld kan worden in de proceskosten, aangezien verzoekster was tegemoetgekomen door de Svb.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 3.703,15, inclusief kosten voor rechtsbijstand en reiskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, en is openbaar gemaakt op 28 januari 2022. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.